Fuchsia
1. Inleiding
Er zijn planten die zo tot de menselijke verbeelding spreken
dat sommigen onder ons hun ganse leven aan die ene plant met al
zijn afstammelingen willen wijden. Geen enkele moeite is hen teveel
om aan de geliefde plant te komen. Ze reizen de verre omgeving
af om nieuwe soortgenoten van hun geliefde plantensoort aan hun
boezem te kunnen drukken. Tentoonstellingen, kampioenschappen
en demonstraties worden platgelopen door een horde geobsedeerde
fanatiekelingen op zoek naar de “missing link” voor
hun verzameling. Kapitalen verwisselen van hand als er sprake
is van een uitzonderlijk specimen en hoe verblijd kloppen de harten
van trots en diepe ontroering bij de doop van een nieuw exemplaar.
Dit is geen fenomeen waar verstokte tuinders/verzamelaars van
geurende pelargoniums, vetplanten, orchideeën, cactussen,
oranjerieplanten en fuchsia’s het alleenrecht op hebben.
Samen met zoveel hobbyisten, die hun favoriete tijdverblijf de
status van de enige zin van hun bestaan hebben aangemeten en dit
als een soort van religie, moraal en waarde beleven en voor ogen
houden, gaan velen onder hen als tevreden mensen door het leven.
Fuchsia’s zijn planten om te verzamelen. Er bestaan ongelooflijk
veel cultivars van deze planten met hun sentimentele, op klokjes
lijkende bloempjes. Het is niet voor niets dat deze planten in
de volksmond vertederend als “bellekes” door het leven
gaan. De overheersend zoet roze, zacht paarse en witte kleur van
de bloempjes zorgen in dit opzicht nog voor een versterkend effect.
Zoals de teddybeer het knuffeldier bij uitstek blijft voor het
kind, blijft de fuchsia de hartsbloem van zovele die met hart
en ziel aan het tuinleven verknocht zijn.
2. Historiek
De fuchsia is oorspronkelijk te vinden in de betrekkelijk koele,
vochtige bergwouden rondom de evenaar. Het is een tropische plant,
die een koele plaats verlangt zonder teveel direct zonlicht. Zijn
naam dankt de fuchsia aan Dr. Leonard Fuchs, een beroemd plantkundige
in de 16 de eeuw.
Alhoewel er ongeveer een 50-tal wilde of botanische fuchsia’s
op de wereld voorkomen is het aantal verschillende gekweekte soorten
en rassen ongekend groot. Het zijn er meer dan 10 000, geregistreerd
in de VS in alle maten en wijzen van voorkomen. Alleen al in Nederland
kent men meer dan 3000 soorten fuchsia's. In België telt
men 280 eigen variëteiten. Er zijn gewone fuchsia's, hangende
fuchsia's, kruipende fuchsia's en fuchsia's op stam met een enkele,
dubbele, hangende en omhoogstekende bloem. Sommige fuchsia’s
worden erg hoog (tot enkele m) en andere, blijven erg klein. Er
zijn fuchsia’s waar twee bladeren, drie bladeren en zelfs
waar vier bladeren in krans bij elkaar zitten.
Deze diversiteit zet zich voort wat vormen en kleuren van bloemen
betreft. Fuchsia’s zijn goed te houden als kamerplanten,
als ze maar op een lichte plaats worden gezet, bij voorkeur op
de vensterbank.
Ze moeten worden beschermd tegen felle zon en vragen tijdens
de bloei veel vocht en wekelijks wat plantenvoeding. Ook in de
tuin of in de plantenbak op het balkon zorgen fuchsia's voor veel
sierlijke schoonheid.
Ze groeien en bloeien op zijn best als ze niet te zonnig staan
en bij warm weer dagelijks water krijgen. Ook als het regent hebben
ze als ze in potten staan bij warm weer dagelijks water nodig.
Het water loopt makkelijk van de vele bladeren af en komt niet
in de pot terecht.
Van mei tot september hebben ze graag elke week wat plantenvoeding.
Ze zullen dit met een rijke bloei belonen. Om de bloei van de
fuchsia's nog te verbeteren moeten uitgebloeide bloemen en bessen
worden verwijderd.
De meeste fuchsia’s zijn niet bestand tegen nachtvorst
en gaan in de winter verloren.Toch zijn fuchsia's op een gemakkelijke
manier te overwinteren.
Een verwarmd kasje of een serre is natuurlijk ideaal. Een garage
of kelder kan ook, maar dan mag het er beslist niet in vriezen.
Voordat de fuchsia's naar het kasje, garage of kelder gaan, kunnen
ze het beste tot op twee of drie 'ogen' gesnoeid worden. Een oog
is een knoop waar een blad heeft gezeten of waar een zijtak begint.
Ook de bladeren worden verwijderd van de verhoute takjes. Deze
teruggesnoeide planten staan het best in het donker. Ze hebben
beslist een vrij droge kluit nodig. Zorg dat deze niet te vochtig
is, maar ook niet uitdroogt.
Beschikt u niet over al deze mogelijkheden, dan kunnen de fuchsia's
in de tuin worden ingekuild. We houden de planten voor ze de kuil
ingaan een paar dagen droog. We korten te lange stengels tot de
helft in en maken een geul van ongeveer 60 cm diep en leggen de
planten hierin. Daarna dekken we de geul met planken af. Over
de planken leggen we een plastic folie en bedekken het geheel
met de uitgegraven aarde.
Als de planten in het voorjaar weer uit de kuil worden gehaald,
gaan we ze verpotten. We plaatsen de planten niet in de volle
zon en besproeien de houten delen dagelijks zodat ze niet alsnog
uitdrogen. De potgrond wordt matig vochtig gehouden totdat de
plant weer flink begint te groeien.
Het inkuilen, het oppotten, verpotten en het verzorgen van fuchsia’s
is even werk, maar ze zijn het zeker waard. Hoe ouder de planten,
hoe rijker en mooier ze zullen bloeien!
3. Stekken
Stekken is een deel van een plant laten uitgroeien tot een nieuwe
plant met dezelfde eigenschappen als de oude plant. Dit in tegenstelling
tot zaaien, waarbij andere eigenschappen naar voren kunnen komen.
3.1. Wanneer stekken?
Stekken kan het hele jaar door, mits u over stekmateriaal kunt
beschikken. Maar in het voorjaar en begin zomer lukt het wat beter
dan in de rest van het jaar. De pas uitlopende planten hebben
veel zacht stekmateriaal, er is dan voldoende licht en een hoge
temperatuur.
Het is echter mogelijk ook in de andere jaargetijden te stekken.
Wanneer u bijvoorbeeld in het najaar mooi stekmateriaal wilt,
snijdt u enige tijd voor het stekken de plant flink terug en zet
de plant daarna met een goede mestgift opnieuw tot uitlopen aan.
U krijgt dan nieuwe, kruidachtige uitlopers, zonder knoppen of
bloemen. Bedenk wel dat bij het stekken in het najaar het overhouden
van jonge plantjes problemen met zich meebrengt. Maar kunt u die
oplossen, dan heeft u in het voorjaar een leuk plantje en/of het
begin van een 'stammetje'.
3.2. Wat is de ideale stek?
Een ideale Fuchsiastek is een kopstek zonder bloemen of bloemknoppen,
van ongeveer 7 cm lengte met twee knopen en een top. Het onderste
bladpaar halen we er af en we snijden de stek vlak onder de knoop
af. Maar ook een stek met één knop en de top of
alleen een topje met een paar blaadjes zal goed wortelen.
Om te voorkomen dat de bladeren van de stek teveel vocht en voeding
opnemen snijden wij de toppen van de bladeren van de stekken af.
Dan gaat alle energie naar de wortelvorming.
Voor een boompje gebruiken wij stekken van goed doorgroeiende
variëteiten met 3 tot 4 bladeren in één krans.
Bij fuchsia’s waar de knopen zeer dicht bij mekaar zitten
(soms maar 1 tot 2 cm), snijden we eveneens een kopstekje tot
onder de voorlaatste knoop. Het stekje is maar een paar cm lang
maar dit wortelt zonder problemen.
3.3. Waarin stekken?
3.3.1. Stekken op water
Het is gemakkelijker om een stek in een flesje water te zetten
dan in een potje met stekgrond. Een stek met in water gevormde
wortels komt na het oppotten met moeite in groei.
Om te voorkomen dat de “waterwortels” problemen geven
bij het oppotten, pot men de stekken op zodra de wortels enkele
millimeters lang zijn.
Het stekje zal dan vrijwel probleemloos doorgroeien. Een heel
handige oplossing voor het stekken in water is een glazen bak
(aquarium of accubak) gevuld met water, op temperatuur gebracht
en gehouden d.m.v. een aquariumthermostaat. Op het water, drijvend,
een plaatje polystyreen, waarin met een appelboor of hete schroevendraaier
gaatjes zijn gemaakt. Hierin komen de stekjes te 'hangen'.
In plaats van polystyreen kan ook gaas over de bak gelegd worden
waarin de stekken hangen. Wij potten deze stekken op in niet bemeste
grond zodra de worteltjes zichtbaar zijn.
3.3.2. Stekgrond
Indien wij niet in water stekken gebruiken wij als stekmedium
een arm grondmengsel (½ tot ¾ deel fijne turfmolm
- ½ tot ¼ deel scherp metselzand). Het voornaamste
is dat de stekgrond arm is. Men kan zijn eigen stekgrond samenstellen
uit de afgeleefde potgrond van vorig jaar voor de helft te mengen
met scherp zand en turf.
Natuurlijk kan men ook speciale stekgrond kopen. Deze bevat nauwelijks
meststoffen, die vocht aan het stekje zouden kunnen onttrekken.
Cocopeat is een uitstekend medium om in te stekken. Sommige telers
stekken ook in oasis. Het oppotten van de pas gewortelde plant
geeft hierbij wel wat moeilijkheden. Het is van het grootste belang
dat we de stekgrond zeer luchtig houden.
Bij kruidachtige stekken gebruiken we stekpoeder. Wij zijn hiermee
zeer spaarzaam. Teveel stekpoeder remt de wortelvorming. In het
voorjaar is gebruik van stekpoeder nauwelijks nodig, maar stekken
die “niet koosjer” zijn, zoals de wat steviger stekken
in de nazomer, wortelen met gebruik van stekpoeder wat gemakkelijker.
We dopen de stek even in de stekpoeder en tikken het overtollige
poeder eraf. Het stekpoeder heeft zich dan gehecht op de vochtige
wondjes.
We zetten het stekje in het stekmedium nadat we met een dun houtje
een gaatje hebben. Wij nemen kleine potjes. Dit gaatje maken wij
kort bij de wand van het potje. Ons gestekt plantje gaat pas groeien
als de wortels de wand van de pot raken. Zetten wij de stek in
het midden van de pot, dan gaat het plantje pas goed doorgroeien
als de wortels de hele pot volgroeid hebben. Ook bij de verdere
verpottingen plaatsen wij de plant dicht bij de potwand.
Indien wij geen kleine potjes hebben kunnen wij vierkante potten
van 8 cm gebruiken. Wij steken dan in de vier hoeken een stek.
In dit geval zullen wij de wortels van de planten meer verstoren
bij het verpotten.
Meteen plaatsen we een label met de naam van de Fuchsia erbij.
We geven de stekjes water en zetten ze op een plaats waar veel
licht is maar niet in de zon bij een temperatuur van 18 °C.
Licht is erg belangrijk, maar de stek mag absoluut niet in direct
zonlicht staan. Om tot beworteling te komen heeft een stek minimum
14 uur licht nodig. Indien wij dit niet hebben, hangen wij een
lamp boven de bak.
Een bodemwarmte van 20 tot 25 °C versnelt de wortelvorming.
We gebruiken eveneens een schimmelwerend middel: (Rovral, Daconil,
Baycor (+ roest), Eupareem, Kaptan, Funginex Plus, Bayflor Duo
en Luxan).
We dekken het geheel af om teveel verdamping tegen te gaan. Stekken
vragen weinig water maar wel een vochtig milieu. Tijdens de beworteling
houden wij de stekbak zoveel mogelijk dicht om verdamping te voorkomen.
3.3.3. Oppotten
Na ongeveer 10 dagen hebben de stekken wortels. Dat zien we aan
de groei in het hart van het stekje. We wachten met het oppotten
tot er een flinke kluit wortels is gevormd. Probeer het wortelkluitje
zoveel mogelijk intact te laten. Beschadigde wortels bemoeilijken
de verdere groei.
Wij vullen dan een grotere pot met potgrond en duwen met een
lege pot van dezelfde grootte als de wortelkluit van de stek een
uitsparing in de grond. Op deze wijze kwetsen wij de wortels van
de jonge plant niet.
Oppotten kan meteen in goede potgrond. Bescherm de eerste tijd
de plantjes tegen te sterke verdamping door er een vel plastic
ondersteund door stokjes over te leggen. We geven de plantjes
af en toe wat bladvoeding.
3.3.4. Stekbakken
Het ideaal om in te stekken is een verwarmde stekbak. Een grondkabel
of een verwarmde mat zorgt voor de nodige bodemwarmte(20 - 25
°C). Bodemwarmte zorgt voor een snelle beworteling. Hierop
komen de stekken te staan. Het geheel dekken we af met glasplaten.
Als bodemverwarming zijn er tal van artikels in de handel te
verkrijgen. Deze variëren van elektrische kabels tot matten
al dan niet voorzien van thermostaten. Een goedkope oplossing
die het energieverbruik nog enigszins in de hand houdt is het
soort elektrische verwarmingsmatten die de duivenmelkers onder
hun drinkbakken van hun duiven zetten. Deze matten kan men aan
de meter kopen en passen perfect in de witte isimobakken die men
bij de vishandelaars kan bekomen. Men dekt de mat met een plastic
af om het te beschermen tegen het vocht, sluit de elektrische
stroom aan en klaar is Kees. Indien men het systeem wil verfijnen
sluit men er een thermostaat op aan en houdt men het zaakje in
het oog met een thermometer maar dat is niet echt nodig.
Indien de planten in de bak te hoog groeien of wij gebruiken
te lange stekken, dan kunnen wij onze stekbakken verhogen. Wij
nemen dan een tweede bak en hier halen wij de bodem uit. Deze
bak zetten wij op de andere en wij verhogen onze kas met het dubbele.
De vensterbank kan voldoende bodemwarmte geven indien de minimumtemperatuur
niet lager wordt dan 15 °C. De glasplaten worden dan vervangen
door een plastic zakje, een omgekeerde jampot, een kamerkasje
of een geheel doorzichtig kwarkdoosje.
Dit laatste is zeer geschikt om er de hele kleine topjes van
zo'n 1 cm in te stekken. Na enige tijd zijn de wortels dan aan
de onderkant van het doosje zichtbaar en kunnen de stekken worden
opgepot.
3.4. Houtstekken
In het najaar snijden we van het snoeihout stokjes ter lengte
van ongeveer 12 cm met drie knopen. Om later nog te weten wat
onder en boven is snijden we de onderkant iets onder de knoop
schuin af. De bovenkant maken we enkele cm boven een knoop recht.
Deze ongeveer potlooddikke houtjes leggen we in vochtig zand in
een bakje op een koele plaats.
We zorgen ervoor dat bij iedere stek een label komt met de naam.
Het geheel brengt de hele winter door in de groentela van de koelkast.
Omstreeks februari potten we de houtjes op in stekgrond. We letten
erop dat één knoop boven de grond uitsteekt.
Het geheel dekken we af tegen te sterke verdamping en zo nodig
benevelen we af en toe. Na enige tijd gaan de houtjes uitlopen
en vormen zich wortels. Op deze manier krijgen we een heel aardige
plant vroeg in het jaar. We zouden het zelfs als een vervanging
van de winterberging kunnen toepassen. Er is geen plant die zich
zo gemakkelijk en op zoveel manieren laat stekken als de Fuchsia.
Algemene regels voor het stekken
- Gebruik gezond stekmateriaal.
- Wees matig in het gebruik van stekpoeder en schimmelwerend
middel
- Zorg voor een duidelijke en nauwkeurige naamaanduiding van
de stekken (waterproof stiften)
- Dek de stekbak af met een goed lichtdoorlatende plastic kap
of glasplaat.
- Verwijder door schimmels aangetaste stekken voorzichtig en
zorgvuldig.
- Voorkom in een gesloten stekbakje dat de blaadjes van de stekjes
vochtig zijn: schimmels ontwikkelen zich zeer snel op vochtige,
warme plaatsen.
- De stekgrond moet vrij zijn van ziektekiemen.
4. Oppotten
4.1. Na het stekken
Het oppotten van jonge stekken uit het stekbakje moet zo snel
mogelijk na het wortelen gebeuren. Dit bevordert het doorgroeien.
De eerste maal potten we op in kleine potjes (5 - 6 cm). De potgrond
in de potjes houden we zo luchtig mogelijk. Daarom drukken wij
de stekjes niet aan.
De ideale temperatuur om door te groeien is 10-15°C. De jonge
stekken hebben graag bodemwarmte en veel licht. We zetten daarom
de jonge stekken niet te veel in de volle zon.
Het regelmatig verpotten in een 1-2 maten grotere pot bevordert
de kluitvorming. De nieuwe potgrond pas na 4-6 weken bijmesten.
We zijn zuinig met water geven en controleren regelmatig op schimmels
en ongedierten.
We plaatsen de jonge stekken op een vochtige ondergrond zoals
een vloeimat, maaszand of vochtige turf. Dit verhoogt de luchtvochtigheid.
4.2. Oppotten na de winterperiode van oudere planten
Na de winterperiode zetten we de oudere planten in een zo klein
mogelijke pot met nieuwe potgrond en brengen hem aan de groei.
We plaatsen de planten in het licht, maar houden ze uit de zon.
De potgrond houden wij vrij droog. We besproeien de stammen regelmatig
met water om het uitlopen van slapende ogen te bevorderen.
De eerste vier weken na het oppotten voegen we geen mest toe
aan de potgrond. Eind april zetten wij de planten in de definitieve
potten.
Hangers zetten wij met meerdere stekken van dezelfde soort in
een grote pot. We letten erop dat deze voldoende drainagegaten
heeft
Kroonbomen plaatsen wij met een steunstok in een grote pot die
in verhouding is met de grootte van de kroon. Ook hier waken wij
erover dat er voldoende drainagegaten in zitten.
Struiken potten we op dezelfde wijze op als kroonbomen.
5. Het belichten van fuchsia's
We kunnen Fuchsia's om twee redenen belichten. In de eerste plaats
om Fuchsia in de winter door te laten groeien. Dat noemen we assimilatiebelichting.
De tweede reden om een fuchsia bi te lichten is om ze eerder in
bloei te krijgen en dit staat bekend onder cyclische belichting.
5.1. Assimilatiebelichting
Sommige Fuchsia's zijn moeilijk de winter door te krijgen of
sommige fuchsialiefhebbers zetten hun Fuchsia’s winters
op zolder waardoor de scheuten lang en slap worden. Om dit euvel
te voorkomen kunnen wij bijlichten. Dit gebeurt overdag omdat
overdag de zon te weinig licht geeft. Indien we daarbij kunstlicht
geven, komen we aan een respectabele hoeveelheid licht. Zouden
we belichten nadat de zon onder is, verlengen we de dag te veel
waardoor de Fuchsia's gaan bloeien. De aanleg van knoppen kost
voor een plant erg veel energie en dit gaat ten koste van de groei.
Welke lampen we gebruiken speelt geen rol. De verschillen tussen
de Fuchsia's die belicht zijn onder een TL- of een hogedruk natriumlamp
zijn denkelijk te wijten aan de relatief grote temperatuursverschillen
die de lampen produceren.
Belichte planten zijn na 12 weken belichten duidelijk steviger
dan de niet belichte planten. De scheuten zijn dikker en de lengte
van de stengel tussen de bladeren (internodia) zijn korter bij
de belichte planten.
De temperatuur speelt echter een hele grote rol. De planten die
bij een temperatuur van 18° C hebben gestaan waren over het
algemeen slapper dan de planten die bij 13° C de winter hebben
doorgebracht.
5.2. Cyclische belichting
De Fuchsia staat bekend als een lange dagplant, dat wil zeggen
dat ze, afhankelijk van de soort, bloemen maken als de dagen lang
zijn. Fuchsia's die vroeg bloeien hebben niet zo'n lange dag nodig
om te bloeien dan Fuchsia's die normaal al laat bloeien. Willen
we de bloei vervroegen, dan gaan we ze belichten. Hierdoor gaan
ze enkele weken eerder in bloei komen.
We kunnen belichten met een gewone gloeilamp (TL mag ook). Eén
lamp per 10 m² is al voldoende. Het gaat hier immers niet
om de hoeveelheid licht maar om de lengte van de dag. We moeten
dan ook niet overdag belichten maar als het donker is. Het beste
is de dag te verlengen tot 18 uur. Als de dag 12 uur duurt moeten
we 6 uur belichten.
5.3. Samenvatting
- Belicht Fuchsia's altijd overdag.
- Belicht Fuchsia's nooit langer dan 12 uur (knopvorming).
- Probeer een temperatuur van 13 ° C aan te houden (lager
mag ook).
- Een TL lamp voldoet prima.
- Hang de TL ongeveer 100 cm boven de planten.Gebruik 1 TL van
40 W voor 1m².
6. Vormgeving
We kunnen een jonge plant zijn gang laten gaan en kijken wat
er van wordt. Dan komt de ware aard van deze fuchsia naar voren,
hetgeen naar onze schoonheidsnormen flink kan tegenvallen.
Door het regelen van het licht, bemesting, remstoffen en dergelijke
kunnen we de uiteindelijke vorm van een plant vertimmeren.
Als we echter dit soort kunstgrepen achterwege laten, dan kunnen
we door middel van toppen en nijpen vormen kweken.
De meeste fuchsia's hebben de prettige eigenschap, dat ze na
het toppen in elk juist eronder gelegen oksel twee of drie nieuwe
scheuten ontwikkelen.
In de natuur komen fuchsia’s in vele vormen voor. Zo zijn
er struiken, kleine bomen, lianen en zelfs epifyten. Is het verleidelijk
om de planten zoveel mogelijk hun natuurlijke groeiwijze te laten
behouden maar voor de vele cultivars is dat vaak niet gewenst.
Het karakter van een plant komt soms beter tot z’n recht
wanneer deze, door middel van toppen, nijpen en snoeien, in een
natuurlijke vorm wordt gekweekt.
6.1. Struiken
In het najaar, wanneer we de plant voor de winterberging klaarmaken,
snoeien we ze terug. We winnen er ruimte mee en het maakt het
ons gemakkelijk om in het voorjaar een fraaie plant op te kweken.
Natuurlijk kunnen we ook in het voorjaar snoeien, maar dan gaat
onze ruimtewinst eraan. Een gesnoeide plant met vier stompjes
geeft in het voorjaar na twee keer toppen 16 nieuwe takken.
Als de plant in het voorjaar gaat uitlopen, begint het vormen
door middel van toppen en nijpen. Het principe van het nijpen
en toppen blijft hetzelfde als we van een oude plant dan wel van
een jonge stek uitgaan. Na twee bladparen knippen we het topje
eruit. Dit herhalen we tot we een mooie, volle plant hebben. Takken
die dwars door de plant groeien en afbreuk doen aan de vorm verwijderen
we. Een sterk groeiende cultivar kunnen we wel vier maal toppen.
6.2. Hangers
Hangers zijn door hun vorm wat lastig over te houden en daarom
snoeien we voor de winter. We zorgen er hier voor dat de ogen
net buiten de potrand blijven zitten. Zo ontstaan op de potrand
stevige takken, die later de vracht van takken en bloemen kunnen
dragen. Na het uitlopen beginnen we met toppen en nijpen. We toppen
na drie bladparen. Willen we na één jaar al een
flinke plant, dan kunnen we meer bewortelde stekken bij elkaar
in een grote pot zetten. Het plaatsen van meerdere stekken in
één pot is vaak niet nodig. Deze toppen we eveneens
telkens na drie bladparen. Indien wij onze planten voldoende en
doordacht met voedsel, vocht, licht en temperatuur voorzien groeit
een fuchsia gedurende een jaar uit tot een flinke struik.
6.3. Kroonboompje
De ene cultivar is al meer geschikt om in een bepaalde vorm te
worden gekweekt dan de andere. De sterk groeiende cultivars zijn
voor een kroonboompje of stamfuchsia het meest geschikt (Checkerboard,
Dollarprincess, Mission Bells of Celia Smedley). Vooral de soorten
met 3 en vier kroonblaadjes zijn uiterst geschikt om boompjes
van te maken. Bij dergelijke planten gaan na het toppen de vier
ogen van onderliggende bladeren uitlopen en zo krijgt men om te
starten al vier takjes waar men verder kan mee werken om een mooie
kruin te maken.
Eind augustus is de beste tijd om met het kweken van een boompje
te beginnen. De planten zijn dan minder geneigd om bloeiknoppen
te vormen. De plant gaat zijn vegetatieve fase in en het is dan
wat eenvoudiger om in betrekkelijk korte tijd een flinke hoogte
te bereiken. We zorgen er voor dat de plant in de winter aan de
groei blijft. Ook verpotten we de plant regelmatig. Een stagnatie
in de groei heeft nadelige invloed op het uiteindelijke resultaat.
Gaan we van een normale ongetopte stek uit, dan laten we de topscheut
steeds verder groeien. We denken eraan dat we deze scheut regelmatig
aanbinden langs steeds dezelfde kant van de stok. We binden zeer
zorgvuldig aan. Het bandje mag zeker niet te strak zitten want
in de stam vindt diktegroei plaats en het bandje groeit gegarandeerd
in de stam. Op deze plaats kan de stam later gemakkelijk afbreken.
We maken met de binddraad ook een “achtvorm” tussen
stam en stok.
De bladeren aan de stam laten we zitten tot ze er vanzelf afvallen.
Lopen de okselknoppen uit, dan nijpen we de scheutjes in . Is
de stam naar onze mening hoog genoeg, dan nijpen we de top eruit.
De drie bovenste scheuten die uit de okselknoppen komen, gaan
we op twee bladparen nijpen. Op deze manier krijgen we uit de
drie takken na twee keer nijpen twaalf stengels.
De verdere behandeling is zoals bij de struik. Een kroonboom
is eigenlijk een struik op een stam. Dit geldt ook voor de snoei
van het boompje voor of na de winterberging.
6.4. Piramide
Een piramide is een van onder brede naar boven spits toelopende
boomvorm. Men doet er verscheidene jaren over om een hoge piramide
op te kweken. Om een piramide te maken kiezen we snel groeiende
soorten Fuchsia’s, die gemakkelijk zijscheuten vormen en
die uit willen groeien tot stevige horizontale takken, waarbij
de onderste iets schuin omhoog lopen.
De bovenste takken groeien gemakkelijker horizontaal en groeien
het snelst waardoor de onderste zich minder goed ontwikkelen.
Door deze wat omhoog te laten komen, voorkomen we dit. Bovendien
gaan ze langer mee.
Bij het toppen van de zijscheuten en het snoeien, dient u er
voor te zorgen dat de onderste takken steeds het langst blijven.
Zoals al gezegd moeten we de top opkweken langs een stok. Regelmatig
dient de topscheut genepen te worden. Van de beide nieuwe scheuten
wordt de sterkste scheut recht omhoog aangebonden. De andere wordt
weggenomen. Door steeds de topscheut op een oneven aantal bladparen
te nijpen, krijgt men de zijscheuten steeds afwisselend boven
elkaar. Komen de zijscheuten te dicht op elkaar, dan moeten er
enkele weggenomen worden. Maar denk eraan de boom zijn regelmatige
vorm te laten behouden.
Tijdens de opkweek dient u de planten aan de groei te houden.
Een stagnatie betekent niet alleen vertraging maar heeft ook effect
op het uiteindelijke resultaat. Het aan de groei houden houdt
in dat de plant, zodra het nodig is, verpot moet worden. Is de
piramide voltooid, dan vergt deze nogal wat ruimte bij de winterberging.
6.5. Snoer
Een snoer is een smalle, verticaal opgroeiende boom die uit een
stevig groeiende cultivar die gemakkelijk zijscheuten geeft, wordt
gevormd. We laten de top doorgroeien en nijpen alle zijscheuten
op twee tot drie bladparen. Van tijd tot tijd draaien van de pot
zorgt ervoor dat de vorm regelmatig wordt. Er ontstaat aldus een
rechte stam met korte allemaal even lange zijscheuten. Wild groeiende
scheuten moeten tijdig weggeknipt worden om de regelmatige vorm
te behouden. Ook bij deze vorm is het moeilijk om de vorm te behouden
gedurende verscheidene jaren. We kunnen er dan alsnog een kroonboompje
van maken door de onderste takken geheel weg te snoeien.
6.6. Zuil
Een zuil bouwen we op als de snoer, maar de zijscheuten laten
we langer worden, zodat de zuil een grotere omvang krijgt.
De oude methode om een zuil te kweken gaat uit van één
stek. Deze wordt na twee of drie bladparen getopt. Hierdoor ontstaan
twee nieuwe toppen. Eén ervan wordt verder gevormd tot
boompje, de andere tot struik.
De nieuwe methode gaat uit van twee stekken die bij elkaar in
een pot gezet worden. De ene vormen we tot een kroonboompje, terwijl
de andere de struik wordt die de stam van het boompje aan het
oog onttrekt. Aldus ontstaat een zuil die door regelmatig draaien
kan uitgroeien tot een eenheid. De nieuwe methode is wat eenvoudiger
dan de oude en geeft ook een sneller resultaat
6.7. Algemeen
- Tot eind mei geregeld toppen en nijpen
- Voor goede groeiwijze rondom: potten regelmatig draaien naar
de zon.
- Voorkom te hoge temperaturen tussen maart en mei als de planten
nog in de kas staan.
7. Bemesten
7.1. Algemeen
Om de fuchsia's optimaal te laten groeien en bloeien is het van
belang dat de planten voldoende voedingsstoffen krijgen. Voor
de opname van voedingsstoffen moet de zuurgraad (Ph-waarde) van
de potgrond 6½ bedragen.
7.2. Voedingstoffen
7.2.1. Stikstof (N)
De plant heeft dit nodig om bladgroen te vormen om sneller te
groeien.
7.2.2. Fosfor (P)
Fosfor zorgt voor een betere beworteling, waardoor de planten
meer voedingsstoffen kunnen opnemen. Het bevordert eveneens de
ontwikkeling van bloemknoppen.
7.2.3. Kalium (K)
Kalium verhoogt de weerstand tegen ziekten en plagen en bevordert
de stevigheid van de planten. Door kalium in het najaar te geven
wordt het verhoutingsproces van de stengels versneld en wordt
de weerstand in de rustperiode verhoogd.
7.2.4. Magnesium (Mg)
Dit is een voedingsstof, die de planten nodig heeft voor het
aanmaken van bladgroen. Door magnesiumgebrek treedt bladverkleuring
(geel blad) op. Deze bladeren zijn gevoeliger voor schimmels.
7.2.5. Calcium
De zuurgraad van de grond wordt mede bepaald door de hoeveelheid
kalk, die in de grond aanwezig is. Calcium maakt de grond minder
zuur. Dit heeft een actiever bodemleven tot gevolg waardoor de
planten gemakkelijker voedingsstoffen kunnen opnemen. Calcium
beperkt de mosgroei.
7.2.6. Spoorelementen (Borium,Koper, IJzer, Zink, Mangaan e.a.)
Naast de hoofdelementen N. P. en K. hebben de planten ook behoefte
aan zogenaamde spoorelementen, waarvan maar weinig nodig is.
Bij ernstig gebrek aan een of meer van deze elementen kunnen
zogenaamde gebreksziekten ontstaan zoals geelverkleuring in bladmoes
van jonge planten, groeiremming van wortelgestel en plant, vervorming
van blad en bloem, krullende bladranden en broos blad. Ze zijn
meestal voldoende aanwezig als de grond voldoende organisch stofgehalte
bevat.
7.2.7. Soorten
7.2.7.1. Organische meststoffen
Dit zijn natuurlijke meststoffen met van oorsprong dierlijke
eiwitten. Deze eiwitten worden door het bacterieleven in de bodem
omgezet in goed opneembare voedingsstoffen die geleidelijk vrijkomen.
Deze geleidelijke voedingswijze voorkomt groei-explosies en garandeert
een langere werkingsduur. Organische meststoffen vindt men in
gedroogde koemest, bloedmeel en beendermeel.
7.2.7.2. Chemische meststoffen:
Deze meststoffen, die enkelvoudig (slechts 1 voedingselement
bevattend) zijn of samengesteld (enkele voedingselementen in een
bepaalde verhouding bevattend) kunnen nauwkeurig worden gedoseerd.
Hoe hoogwaardiger de meststof, hoe meer de planten de voedingsstoffen
kunnen opnemen en hoe minder schadelijke “ballastzouten”
er in de potgrond achter blijven.
7.3. Seizoengericht bemesten
-Oppotten:
|
febr.:
|
Osmocoate NPK= 18-05-12 +3MgO mengen in
potgrond: 2 gr/l potgrond (Werkingsduur bij een gemiddelde
bodemtemperatuur van 16 ° C 4-5 maanden) |
-Groeifase:
|
|
|
- Beworteling: |
mrt./apr.: |
10-52-10,
1l/2gr/l bladbemesting (max.) of 2 gr/l gieten (max.) |
|
- Groei: |
apr./˝jun.: |
30-10-1, 2 gr/l
gieten |
|
- Knopvorming: |
apr./˝jun.: |
9-45-15, 2
gr./liter gieten |
|
- Groei/bloei: |
jul./aug: |
20-20-20, 2 gr/l
gieten |
|
|
|
Kristalon:19-06-20+03MgO+B+Cu+Mo |
|
|
na 1ste bloei: |
30-10-10, 2 gr/l gieten |
|
|
|
9-45-15, 2 gr/l gieten |
- Afharden: |
sept.: |
15-11-29, 2 gr/l gieten |
- Zuivere meststoffen: Peters Professional, Fertirnix, Albatros
- Organische meststoffen: Koemest, maar men moet het in de aarde
inwerken om schimmelvorming te voorkomen.
Natuurlijk kan men het zich ook gemakkelijk maken en de planten
het ganse jaar door een evenwichtige meststof (20-20-20) geven.
Het is belangrijk dat wij de planten regelmatig meststoffen geven.
7.4. Algemeen
- Jonge stekjes niet bemesten (in nieuwe potgrond zit voor ongeveer
4 weken voeding).
- De laatste bemesting doen we half september (vier weken voor
de winterberging).
- We gieten niet op droge kluiten. Na gieten gaan we bemesten.
- Overbemesting doet de haarwortels afsterven en dan kunnen
ze geen voedingstoffen meer opnemen. Bij overbemesting kleurt
het blad van de plant blauwachtig groen.
- Jonge planten die in verwarmde ruimten overwinteren worden
aan de groei gehouden.
- Niet alleen voeding, maar ook de groeifactoren zoals het licht
en de temperatuur spelen een rol.
- Om de potgrond zo droog mogelijk te houden zorgen we voor
een vochtige omgeving. We mogen sporadisch bladbemesting (10-52-10
of 9-45-15) geven aan 1 gr/l.
8. Ziekten, plagen, gewas en beschermingsmiddelen
8.1. Beschermingsmiddelen
Beschermingsmiddelen zijn over het algemeen middelen die de plant
beschermen door haar belagers te doden. Vandaar dat wij deze dan
bestrijdingsmiddelen noemen. Wij onderscheiden wij twee grote
groepen:
8.1.1. Biologische bestrijdingsmiddelen
In deze groep vinden wij bestrijdingsmiddelen van dierlijke of
plantaardige komaf. Zo zijn er de aaltjes, die in de larven van
de taxuskever parasiteren. De lieveheersbeestjes en oorwormen
die bladluizen eten. De sluipwespen die hun eieren en larven in
de witte vlieg deponeren.
Als natuurlijke stoffen rekenen wij pyretlirum en spuzit, twee
plantaardige middelen tegen insecten in groenten en siergewassen.
8.1.2. Chemische bestrijdingsmiddelen
De chemische bestrijdingsmiddelen zijn de vruchten van de menselijke
geest en worden in fabrieken samengesteld. Ze hebben een brede
of gerichte werking, zijn langdurig of kortstondig werkzaam en
zijn meer of minder giftig
8.2. Ziekten en belagers
8.2.1. Botrytis
Dit is een grauwgrijze schimmel op de stengel en het blad en
vooral aan de stengelvoet van de stekken. Wij kunnen dit voorkomen
door te zorgen voor goede groeiomstandigheden. Wij geven dan voldoende
licht, lucht (ventileren om stilstaande lucht te voorkomen), warmte
(+ 5 °C) en luchtvochtigheid. De aangetaste bladeren verwijderen
wij.
Chemisch gaan wij botrytis te lijf met: Ronilan, Rovral, Daconil,
Euparen M, Zineb, Bayflor Duo, Funginex Plus en Baycor.
8.2.2. Witte vlieg
Dit is een klein, wit vliegje dat vooral op de onderkant van
het blad zit en een plakkerige stof afzet.
Wij maken ze af met: Pyrethrum, Decis, Pirimor, Funginex Plus,
Ambush, AA Fleur, Pökonspray, Baythoid plantenspray, Aglukon
tegen luis en spint, Undeen, Lanate/Applaud, Attack, Thiodan rook,
Blasudine rook en Bayflor Duo.
8.2.3. Bladluizen
Dit zijn groene of zwarte insecten die zich nestelen op jonge
topjes en bladeren. Men kan ze voorkomen door gebruik te maken
van plantenpijltjes, Gardoflor meststofstaafjes, insectenverdelgingsstrip
of Cronetongranulaat of Temic!!! in potgrond mengen
Bij de chemische bestrijding maken wij van dezelfde producten
gebruik als tegen de witte vlieg.
8.2.4. Cicaden
Dit zijn beweeglijke, lichtgroene beestjes die op de onderkant
van het blad postvatten. De bladranden krijgen dan bruine vlekken.
Deze ongenode gasten schakelen wij uit met dezelfde producten
als tegen de witte vlieg.
8.2.5. Wantsen
Deze kleine groenbruine insecten zijn herkenbaar aan een gekleurd
schildje op de kop.
Ook hier tegen gebruiken wij dezelfde producten als tegen de
witte vlieg.
8.2.6. Spint
Dit zijn kleine spinachtige insecten, die met het blote oog moeilijk
te zien zijn en die het groene bladmoes wegzuigen (planten op
droge plaatsen).
Deze boosdoeners gaan wij te lijf met: AA-Kelthane, Aglukon (tegen
luis en spint), Bayflor Duo, Funginex Plus, Kilumal.
8.2.7. Taxuskever
Dit zwartbruin kevertje, ook wel lapsnuittor genoemd, legt zijn
eitjes in de potgrond, waaruit pootloze larven komen met een duidelijk
zichtbare bruine kop.
We kunnen de kevers wegvangen ('s nachts), het wortelgestel schoonspoelen
en nieuwe potgrond geven. In de potgrond mengen met basudine stuifpoeder
of diazinon tegen de larven.
Maar Curater-strooimiddel, Dursban korrels, Koppert:Larvanem
(Aaltjes), Sherrif 1Gr en Nexion Super maken deze diertjes van
kant.
8.2.8. Roest
Deze schimmelziekte geeft oranjebruine schimmelhoopjes aan de
onderkant van het blad (kaneelhoopjes) vooral in juli/september.
Wij voorkomen dit euvel door regelmatig te spuiten met: Daconil,
Baycor, Saprol, Plantvax, BayflorDuo, Funginex Plus.
8.2.9. Schildluis
Dit zijn platte zwart-bruine schildjes aan de onderkant van het
blad. (veel zwarte plak op het blad).
Deze lastige klant raken wij kwijt door ze met de hand te verwijderen
of Undeen te spuiten.
8.2.10. Olifantrups
Dit is een zeer grote rups (zonder slurf?), die de fuchsiabladeren
eet.
8.3. Algemeen
Plantenziekten kunnen we beter trachten te voorkomen dan ze te
bestrijden. Gezonde planten hebben minder last van ziekten en
plagen. Niet alle fuchsia's zijn even gevoelig voor ziekten en
plagen. Daarom selecteren we vooral de cultivars met de minste
problemen.
- Wij houden de bodem van de planten vrij van onkruid en dode
bladeren.
- Wees voorzichtig met bestrijdingsmiddelen.
- Bestrijd preventief: roest, schimmels enz.
- Bestrijd een plaag in een zo vroeg mogelijk stadium
- Volg de gebruiksvoorschriften: doseer nooit over!
- Bij vloeibare bestrijdingsmiddelen een druppel uitvloeier
(afwasmiddel) toevoegen.
- Wissel regelmatig van bestrijdingsmiddel om immuniteit te
voorkomen.
- Herhaal de bestrijding van witte vlieg, bladluizen, cicaden
enz. tenminste 3x achter elkaar om de 4 dagen.
9. Winterberging
Een fuchsia behoorlijk door de winter te krijgen is niet gemakkelijk.
In de eerste plaats is de ene fuchsia de andere niet. In de tweede
plaats maakt het nog wel wat uit of je jonge planten hebt of oudere
en ten derde beschikt niet iedereen over dezelfde mogelijkheden.
9.1. Winterharde fuchsia's
Met winterharde fuchsia’s zijn er geen probleem zouden
wij denken. Deze laten wij fijn buiten overwinteren. Dit is echter
net iets te positief gedacht. Onder winterharde fuchsia's verstaan
we fuchsia's die met een zekere verzorging en bescherming gedurende
de winter in de volle grond kunnen blijven staan. Het bekendst
zijn de Fuchsia’s magellanica en Fuchsia regia, beiden in
het wild voorkomende fuchsia's. Maar ook enkele cultivars, zoals
Wilma Versloot, Tom Thumb, Madame Cornelissen, Chillerton Beauty,
Corallina zijn een beetje wintervast.
Het meeste succes op een goede overwintering hebt u wanneer u
een minstens één jaar oude plant na eind mei buiten
uitplant en daarbij een kuiltje rond de plant laat. Dit is gemakkelijk
bij het eventuele watergeven en bovendien slibt het in de loop
van het seizoen dicht, waardoor ook de onderste vertakkingen in
de grond komen. Hierdoor vormen zich extra wortels.
Een stevige wortelkluit geeft een betere kans tot overleving
in de winter. In het najaar snoeien we ze niet terug. Wel dekken
we de plant tegen vorst met sparrengroen af. Het voordeel van
winterharde fuchsia’s is dat er geen winterberging nodig.
Er ontstaan zeer bossige struiken met vele uitlopers vanuit de
grote wortelkluit.
Nadelig aan deze teelt is dat het aantal cultivars beperkt is.
De bloei valt over het algemeen wat later dan bij in de kas overwinterde
planten en je kunt op die manier geen boompjes overhouden, omdat
de bovengrondse delen vrijwel altijd afvriezen.
9.2. Niet-winterharde fuchsia's
Tegen het eind van de zomer wordt het tijd de voorbereidingen
te gaan treffen voor de winterberging. Welke planten willen we
overhouden en welke mogelijkheden hebben we. Voor de over te houden
planten is het goed om in de nazomer enkele keren te mesten met
een mest met een hoog K-gehalte. Dit bevordert het afrijpen.
Later stoppen we het mest geven en geven ook minder water. Bloemen,
knoppen en bladeren zullen dan afvallen. Dit aftakelen lijkt wat
negatief, maar dat is het juist niet. De plant is toe aan winterrust.
Bovendien is het voor uzelf gemakkelijker een dergelijke plant
flink terug te snoeien dan een plant die nog volop bloeit. Verreweg
de meeste van onze fuchsia's vallen onder de groep niet-winterhard.
Het hangt sterk af van de mogelijkheden die men heeft welke fuchsia’s
men gaat houden.
Voor de overzichtelijkheid even een kleine indeling: winterharde
fuchsia's, botanische fuchsia's (species), niet-winterharde cultivars,
jonge planten, oudere planten, triphylla's.
De botanische fuchsia's vormen een buitengewoon interessante
groep, maar vergen wat verzorging betreft nogal wat van de doorsnee
liefhebber. Enkelen zijn winterhard, zoals de reeds genoemde F.
magellanica en F. regia, maar de meeste anderen moeten in de kas
overwinteren.
9.3. Niet-winterharde cultivars en jonge planten
Deze groep bezorgt velen onder ons veel problemen. Zij zijn nog
niet verhout en moeten gedurende de winter min of meer aan de
groei gehouden worden. Dat betekent dat ze behoefte hebben aan
licht en een temperatuur boven de 12 °C. Ook krijgen ze regelmatig
water. Onder de 10 °C treedt er een stilstand op en het duurt
een tijdje voordat de plant haar bloei hervat.
Deze planten kunnen terecht in een (koele) slaapkamer, zolder
voor het raam, serre, enz. Een kas kan natuurlijk ook, maar voor
het overhouden van de oudere planten is deze betrekkelijk hoge
temperatuur niet nodig en ook niet wenselijk. En om voor de jonge
plantjes de kas op minstens 12 graden te houden, kan wellicht
te kostbaar worden.
Zet de jonge plantjes niet op de warmste plek in de kas, omdat
juist daar de temperatuursschommeling vaak het hoogst is door
het in- en uitschakelen van de verwarming.
9.4. Niet-winterharde cultivars-triphylla's
Deze groep vraagt ook speciale aandacht. Het zijn de fuchsia's
met lange, buisvormige bloemen. Ze bloeien in trossen, vb. Thalia,
Gartenmeister Bonstedt, Bornemann's Beste. Ook de oudere planten
moeten bij een temperatuur van minstens 12 graden overwinteren.
Voor de oudere planten, ontdaan van blad en bloemen en teruggesnoeid
tot ongeveer de helft is licht niet noodzakelijk.
9.5. Niet-winterharde cultlvars en oudere planten
Deze vormen in de loop van de tijd de grootste groep. Mits goed
voorbereid, goed afgerijpt en teruggesnoeid hoeven zij weinig
problemen te geven (misschien door de te grote hoeveelheid planten).
Deze planten worden nogal rigoureus teruggesnoeid. In principe
laten we maar één knoop zitten aan het in dit jaar
gegroeide hout. We snoeien ook alles weg wat niet mooi gegroeid
is, te dunne takjes, dezen die elkaar kruisen, enz. Wanneer we
veel wegsnoeien houden we weinig over en dat neemt minder plaats
in. Er blijft bovendien geen blad of bloem aan de plant. Wortelsnoei
doe je de eerste jaren niet.
Deze planten hebben geen licht nodig en nauwelijks water, maar
dienen vorstvrij rond de 3 °C bewaard te worden. Er zijn tal
van mogelijkheden om fuchsia’s voor de winterkou te bewaren.
9.6. Verwarmde kas
Voor het overhouden van oudere planten hoeft de temperatuur niet
hoger te zijn dan zo'n 3 tot 5 °C. In een goed met noppenfolie
geïsoleerde kas beperkt u de stookkosten tot een minimum.
Wel moeten we van tijd tot tijd luchten als het weer het toelaat.
We zetten de planten, teruggesnoeid en van bloem en blad ontdaan
in potten in de kas. Daar gaan de planten in rust. De potkluit
mag niet te droog worden. Af en toe broezen van het hout om uitdroging
te voorkomen.
Wanneer we de planten uit de pot halen schudden we de wortelkluit
flink uit. Zo lopen we niet zo gauw de kans dat taxuskeverlarven
de wortels opeten. We kunnen de planten dicht tegen elkaar aangedrukt
in bakken in de kas overwinteren We dekken de wortelkluit af met
turfmolm.
9.7. Koude kas
Deze is niet vorstvrij. De planten zullen tegen vorst beschermd
moeten worden. Dat gaat het best door ze uit de pot te halen en
ze schuin tegen elkaar in een geul neer te leggen. Het geheel
wordt afgedekt met turfmolm. Bij vorst worden hierover nog eens
rietmatten en/of kleden gelegd.
9.8. Inkuilen
Een ideale methode, mits u er een plek voor heeft en de grondwaterstand
laag genoeg is. De kuil maakt u ongeveer 60 cm diep en zo breed
en lang als nodig is voor de hoeveelheid planten. Die gaan, ontdaan
van blad en bloem, teruggesnoeid en zonder pot de kuil in. Er
kunnen meerdere lagen in gelegd worden. De ruimten ertussen worden
opgevuld met turfmolm. Gebruik stevige balken om over de kuil
te leggen. Het plastic dat daar overheen gelegd wordt voorkomt
dat er water in de kuil loopt. Hier overheen gaat de uitgegraven
aarde. Op deze mogelijkheid zijn allerlei variaties mogelijk.
De bekendste is de diepvrieskist. Zo'n afgedankte vrieskist is
gratis te krijgen en biedt een prachtige overwinteringsplek voor
vele fuchsia's. Hij kan in een garage of schuur staan, waar het
licht kan vriezen. Hij heeft het voordeel dat u af en toe kunt
controleren hoe het er bij staat. Bij niet-vriezend weer kan het
deksel een eindje openstaan, waardoor een teveel aan vocht weg
kan.
Natuurlijk kan men zo’n kist ook ingraven maar dan omwikkelen
wij het geheel met plastiek om het inzijpelen van water te voorkomen.
Ook een smeerkelder kan gebruikt worden om in te kuilen. Hier
heeft men het voordeel van de mogelijkheid tot controle. Evenals
bij de vrieskist ontbreekt hier de regulerende werking van de
aarde zoals bij het “echte” inkuilen. Groot voordeel
van smeerkelder en vrieskist is dat je binnen en dus droog kunt
werken bij het opbergen en dus ook bij het weer te voorschijn
halen van de fuchsia's. Bovendien hoeft niet alles in één
keer te gebeuren.
Een variatie op de kuil is een grote, op maat gemaakte kist met
deksel, bekleed met tempex op zwenkwielen, die in de garage onder
de werktafel werd gereden. Een andere oplossing vormen een reeks
dichtgebonden plastic zakken met daarin de fuchsia's in turfmolm
die keurig op een rijtje opgehangen worden aan de balken van een
vorstvrije zolder.
10. Tips
Om de fuchsia’s in bloei te houden halen wij al de uitgebloeide
bloemen zo snel mogelijk weg.
De meeste kwekers en ook de liefhebbers geven hun planten regelmatig
een hormonen preparaat. Dit doet de plant sterker groeien. Bijzonder
bij de kweek van een boompje is dit middel aan te raden. De bladeren
worden groter, groener en blinken meer. Eén druppel van
dit goedje in een liter water om de veertien dagen heeft hetzelfde
effect op een fuchsia als anabole steroïde op een bodybuilder.
Indien men dit pepmiddel gebruikt moet men ook meer bemesten anders
krijgt men magere planten met lange internodiums.
Als men jonge planten gaat kopen in een kwekerij, koopt men best
een plant met heel wat uitlopers onderaan de plant. Deze kan men
stuk voor stuk als stekmateriaal gebruiken zodat men snel een
aantal nieuwe planten heeft.
Het is soms moeilijk voor een amateur om de planten in vorm te
houden. Dit gebeurt door doordacht nijpen en toppen. Een stamboompje
nijpen wij kort in op één oog. Een hanger en struik
nijpen we op twee ogen in. Wij beginnen hiermee nadat de planten
uit de winterberging komen. Een fuchsia heeft ongeveer 5 tot 6
weken nodig om bloem te geven, dus wij blijven toppen tot een
6 tal weken voor het tijdstip dat wij de planten willen doen bloeien.
De oudere planten ontdoen wij allemaal van hun bladeren alvorens
wij ze naar de winterberging brengen. Hierdoor voorkomen wij dat
wij ongedierte in ons winterverblijf brengen. Aan de jonge planten
die wij dit jaar hebben gestekt, laten de bladeren wel zitten
maar we snoeien ze terug. Indien er ongedierte op de plant zit
of aan de wortels (larve van de taxuskever), gooien wij die plant
het best weg.
De planten gaan ook met een droge kluit de winterberging in.
Als de kluit te nat is leggen wij de plant een veertien dagen
plat om het overtollig vocht weg te werken.
Een fuchsia collectie wordt in de loop van de tijd opgebouwd
naar de smaak, de verwachting en het temperament van de collector.
Voortdurend gaat men selecteren en na een tijdje blijven van soms
honderden exemplaren maar enkele tientallen over, die de voorkeur
van de fuchsiakweker uitdragen.
Om een boompje of een struik te bekomen die verschillende kruinen
heeft, laat men één scheut doorgroeien en de anderen
halen wij weg. Als deze scheut de vereiste hoogte heeft bereikt,
topt men en de vorming van de volgende kruin kan beginnen.
Een plant houdt er niet van om veelvuldig gedraaid of verplaatst
te worden. Tijdens de zomer laten wij de plant rustig op zijn
plaats staan.
Een fuchsia komt uitstekend tot zijn recht in combinatie met
andere planten. Wij zetten de fuchsia in een grote kuip en aan
de basis planten wij andere éénjarigen (pelargonium,
bidens, surfinia, sceavola, begonia, lobelia, verbena enz.). Wil
men zijn planten van ongedierte vrijwaren, plant dan wat tagetes
(stinkertjes) aan de voeten van de fuchsia.
|