Overige artikels:

Bemesting

1. Inleiding

Ieder mens heeft zo zijn eigen hebbelijkheden om zich zonder teveel kleerscheuren op zijn tocht door dit aardse tranendal door te slepen. Dat zo velen hierin wonderwel slagen, is voor vrienden, vijanden en henzelf vaak een levensgroot raadsel. Nochtans zijn wij allen zo bescheiden om deze verworvenheden des levens als eremedailles van moed, inzicht, doorzettingsvermogen en inzet op onze revers te spelden.

Deze diep menselijke trekjes komen het best naar voren in een vereniging van hobbyisten, waar niet uitsluitend het rationeel verstand de plak zwaait maar de emotie en de liefde voor, het vaak de overhand heeft. Bijzonder is de alles overheersende drang om elkaar de loef af te steken die leidt tot soms zeer rare kronkels die niet steeds als rationeel of realistisch omschreven worden.

Deze eigenzinnige benadering van het leven is geenszins een domper op de pret. In tegendeel,n het maakt het leven juist zo spannend. Het steeds maar achterhalen hoe mensen geconfronteerd met allemaal dezelfde problemen op hun eigengereide wijze proberen hieraan het hoofd te bieden. Dit is het hoofddoel van een vereniging waar een aantal gelijkgerichte mensen de koppen regelmatig bij elkaar steken om te overleggen hoe zij een probleem te voeten uit aanpakken en het op een eigenzinnige en creatieve wijze weten op te lossen.

In de tuin is het probleem van de bemesting een dankbaar element tot discussie. Iedereen weet immers dat onze planten enkel optimaal in onze tuin kunnen schitteren als wij ze voldoende en gepast voedsel verstrekken. Een plant die niet goed groeit wordt snel gezien als een slachtoffer van een gewetenloze, onervaren, ondeskundige,gierige pinachtige tuinkluns die beter lege zakken kan gaan rechtzetten, dan zich nog in enige mate bezig houden met de kweek van planten.

Het is echter geen gemakkelijke klus voor de amateur om aan de weet te komen wat die verdomde planten juist nodig hebben om tot voldoende bloei en groei te komen. Vaak is dit een resultaat van een groot aantal chemische processen waar de wetenschap nog niet het fijne van weet. In tegen stelling tot de beroepsteler die deze materie reeds jaren in de handen van deskundige heeft overgelaten en met een precisie van een Zwitsers uurwerk deze deskundige raadgevingen uitvoert, gaan veel hobbytuinders deze materie met de natte vinger te lijf.

Dan ontstaan er verhitte discussies over het al dan niet gebruiken van bepaalde meststoffen. Laatst verklapte een tuinliefhebber ergens te lande nog aan de TV dat de uitstekende conditie van zijn bloemen en planten rond en om zijn huis enkel te danken was aan de hoogstaande kwaliteit van zijn dagelijkse urine die hij weliswaar sterk verdund aan zijn planten verstrekte. Dat deze vorm van bemesting ook opgaat voor iemand die regelmatig enkele trippels nuttigt is door de bestuursleden van onze vereniging nog niet volledig uitgetest.

Het plantenareaal van een hobbyist is zeer gevarieerd. Wij vinden hierin zowel vaste planten als potplanten, bollen en knollen, kuipplanten, kamerplanten, groenten en fruit. Verder tellen deze onderverdelingen nog talloze soorten en variëteiten zodat het erg moeilijk is om voor al deze planten de gepaste voeding op de juiste tijd toe te dienen.

Het is dan ook een hele verademing dat een rechtgeaarde tuinder zich eens een avond kan buigen over een dergelijk onderwerp waar iedereen zijn eigen gedacht, ervaring en spitsvondigheid kan te berde brengen.

Om deze moeilijke materie met de nodige integriteit en maturiteit aan de man te brengen deden de Volkstuinen Sint-Truiden op hun laatste ledenvergadering in het CC van Sint-Truiden beroep op de jarenlange ervaring van Gustaaf Zwerts om het bemestingsprobleem voor eens en altijd deskundig uit de doeken te doen.

2. Classificatie

Meststoffen kan men in twee grote groepen indelen: de organische en de anorganische meststoffen. De organische meststoffen zijn zoals het woord het zegt van organische oorsprong en vallen dus het best in de smaak van degenen die biologisch willen tuinieren. Deze meststoffen trekken gemakkelijker mollen en andere in en boven de grond vertoevend ongedierte aan. De anorganische meststoffen zijn van chemische oorsprong en worden meestal gebruikt bij de professionele telers, maar niemand houdt iemand tegen om de twee door elkaar te gebruiken.

De organische meststoffen zijn in verschillende vormen te verkrijgen. Wij onderscheiden: samengestelde meststoffen (op basis van zwavel en zouten), enkelvoudige meststoffen, vloeibare meststoffen, gecontroleerde meststoffen en de oplosbare meststoffen.

De organische meststoffen bevatten koolstof en zijn van levende organismen afkomstig. Deze stoffen moeten door de micro-organismen (bacteriën en schimmels) in de grond worden afgebroken alvorens de planten de voedzame elementen (anorganische elementen) kunnen opnemen. Indien men organische meststoffen gebruikt verloopt er meer tijd tussen de meststof gift en de opname dan bij de anorganische meststoffen.

Organische meststoffen verbeteren over het algemeen de grondstructuur (maken de grond mul en luchtig) omdat hier meestal restmateriaal in zit zoals half verteerd stro, mest, keuken- of tuinafval.

Anorganische meststoffen of kunstmest laten de grondstructuur voor wat hij is. Zij lossen zeer goed op in water en gaan onmiddellijk naar de wortels van de plant. Hiermee worden ze snel door de plant opgenomen. Anorganische meststoffen bestaan uit één enkele of meerdere chemische stoffen die de groei van de planten beïnvloeden.

3. Voedingselementen

Planten kunnen alleen deze voedingselementen opnemen die in water oplosbaar zijn. De belangrijkste elementen zijn: stikstof (N), fosfor (P), kalium (K), magnesium (Mg) en calcium (Ca) dat in kalk zit. Daarnaast zijn er een aantal elementen die in zeer kleine hoeveelheden door de planten worden opgenomen maar zeer voornaam zijn voor hun ontwikkeling zoals: ijzer (Fe), koper (Cu), zink (Zn), kobalt (Co), jodium (J), borium (B) en spore-elementen.


De werking van de voornaamste elementen op de plant zijn:

3.1. Stikstof (N)

  • zorgt voor de vorming van het bladgroen
  • zorgt voor de stengel- en bladgroei van de plant
  • is te vinden in zwavelzure ammoniak, kalkammonium salpeter, kalksalpeter en ureum

3.2. Fosfor (P)

  • heeft invloed op de bloei, de vruchtzetting en de zaadontwikkeling
  • is gunstig voor de wortelontwikkeling van de jonge planten
  • heeft invloed op de houdbaarheid van de vruchten
  • zit in superfosfaat, Thomasslakken

3.3. Kalium (K)

  • regelt de waterhuishouding van de plant
  • helpt bij de vorming en het transport van het zetmeel
  • is belangrijk voor de knolvorming
  • het vergroot de weerstand tegen ziektes
  • het beïnvloedt de houdbaarheid
  • vinden wij in Patentkali en zwavelzure kalk

3.4. Magnesium (Mg)

  • dit is nodig voor de vorming van het bladgroen
  • het bevordert het vervoer van de voedingsstoffen in de plant
  • Maerl en Kieseriet bevatten veel Mg

3.5. Kalk (CaCO2)

  • helpt bij de opbouw van het eiwit en de vorming van de celwand
  • werkt op de bodem in waar het zorgt voor:
  • de binding van de bodemzuren
  • het losmaken van de voedingsstoffen uit de grond en de humus (kalk maakt rijke ouders maar arme kinderen)
  • biedt hulp bij de stikstofbinding door bacteriën
  • verhoogt de algemene biologische activiteit
  • geeft een structuurverbetering aan kleigronden

3.6. Conclusie

Hieruit kunnen wij opmaken dat wij gedurende de ontwikkeling van de plant steeds een andere samenstelling van meststoffen moeten aanwenden. Hierbij is de verhouding stikstof – fosfor – kalium van belang.

Er zijn een aantal organische meststoffen waar wij onze tuin zeer goed kunnen mee bemesten. De samenstelling en de werkzame elementen zijn niet altijd even duidelijk. Wij overlopen hier even het rijtje.

Naast het oude getrouwe stalmest zit er een reeks producten die wij als organische meststoffen omschrijven. Wij hebben een aantal afvalproducten uit de vleesindustrie zoals beender-, bloed- , veren- en horenmeel. Daarnaast is er Guano (vogelmest), natuurfosfaat, zeewier, kalk en Chilisalpeter.

Een derde reeks organische bemesters zijn de groenbemesters. Dit zijn planten die wij op een perceel zaaien en ze dan voor (bij kleigronden) of na ( bij lichte gronden) de winter onderspitten. De winterharde soorten werken wij ook in het voorjaar pas onder. Natuurlijk kunnen wij deze planten ook eerst een tijdje op onze composthoop laten voorverteren alvorens wij dit materiaal onderspitten. Zeer gekend zijn de vlinderbloemigen (erwten, bonen, rode klaver, wikke, lupine, serradella) die stikstof in de grond brengen. De kruisbloemigen (bladkool, bladrammenas en stoppelknollen) die tot de koolsoorten behoren zijn eveneens goede groenbemesters. Maar ook de raaigras, winterrogge, zomerrogge, gerst, borage, phecelia en spurrie hebben een zeer goede reputatie als groenbemester. De laatste tijd wordt de tagetes als groenbemester en grondontsmetter zeer aangeraden.

4. Groenbemesters

Soort zaaitijd gr zaad/m² winterhard
Rode Klaver juli/begin aug. 3 Ja
Wikke juli/half aug. 10 Neen
Lupine juli/half aug. 15 Neen
Serradella juli/half aug. 3 Neen
Bladkool juli/eind aug. 1 Neen
Bladrammenas augustus 2 Ja
Stoppelknollen juli/augustus 1 Neen
Raaigras juli/augustus 2 Enigszins
Winterrogge september 15 Ja
Zomerrogge september 15 Neen
Gerst september 15 Enigszins
Borage juni/half sept. 10 Neen
Phacelia juni/half aug. 1 Neen
Spurrie augustus 3 Neen

 

Tot slot hebben wij natuurlijk ook de compost. Dit is niet alleen een goed organisch product vol met voedselelementen maar tevens een uitstekende grondverbeteraar. Indien wij compost gaan halen doen wij dat het best bij Intercompost in Bilzen en dan vragen wij naar groencompost. De compost die wij zelf maken is natuurlijk de beste want daarin zit enkel datgene dat wij er zelf insteken.

Bij het gebruik van stalmest moeten wij opletten voor verbranding. Vers stalmest is uit den boze. Alleen een mengsel van goed verteerd paarden-, koeien-, kippen-, schapen-, konijnen- en duivenmest aan een rato van 5 tot 8 kg per m² is aan te raden. Varkensmest bezit teveel koper en dit laten wij dus beter aan de landbouwers over.

Voor wie precies wil weten welke elementen en in welke mate deze in de organische meststoffen zitten, volgt hier een lijstje.

Niet – geconcentreerde meststoffen (mest)
Soort % N % P2O5 % K2O % MgO %CaCO3
compost 0,4 0,2 0,3 0,2 1,5
koemest 0,5 0,3 0,5 0,1 0,4
kippenmest 1 1,3 0,9 0,3 2,3
paardenmest 0,4 0,4 0,4 0,2 0,2
varkensmest 0,7 0,7 0,4 0,2 0,9
champignonmest 0,6 0,6 0,8 0,2 4

Geconcentreerde samengestelde meststoffen
Merknaam % N % P2O5 % K2O
Viano 6 7 8
Favoriet 10 4 8 (5%Ur.)
LOT 6 4 6
Culterra 7 3 4 (koem.)

Geconcentreerde enkelvoudige meststoffen
Soort % N % P2O5 % K2O % MgO
Bloedmeel 13      
Guano 14 3    
Hoornmeel 10 5    
Beendermeel 6 18    
Houtas   3 8  
Dolokalk       5
Maerl       4

Milieuvriendelijke kunstmeststoffen
Soort % N % P2O5 % K2O % MgO
Patenkali     30 10
Tomasslakken   14   3
Kieseriet       25
Chilisalpeter 15      

5. Teeltwisseling

In de groentetuin is het vaak onmogelijk om de grond alle mogelijke voedselelementen jaar in jaar uit te laten behouden. Steeds hetzelfde gewas op dezelfde plaats in de tuin planten leidt tot uitputting van de grond en tot ziekten en plagen. Vandaar dat wij aan teeltwisseling gaan doen. Dit wil zeggen dat wij om het jaar de planten volgens een vernuftig uitgeknobbeld systeem telkens op een andere plaats in de tuin gaan zetten.

De meeste tuinders gaan te werk volgens de driejaren-cyclus. Daartoe verdelen ze de tuin in drie gelijke delen: één voor de peulvruchten en bladgroenten, één voor wortelgroenten en één deel voor de koolsoorten.

Het eerste jaar gaan ze als volgt te werk:

  • Perceel 1: peulvruchten en bladgroenten
    In de herfst spitten wij een flinke portie goed verteerd stalmest of compost in de grond. Indien de grond te zuur is strooien wij tijdens de winter wat landbouwkalk over het perceel. Wij kalken nooit tegelijk bij het toedienen van organisch mest omdat dan de werking van de beide wordt opgeheven. Indien wij het volgend jaar kolen planten op het perceel kalken wij nog tijdens hetzelfde jaar om de ph voldoende hoog te houden. Enkele weken voor het zaaien geven wij nog wat samengestelde meststof (12 – 10 – 18).
  • Perceel 2: wortelgroenten
    De grond voor wortelgroenten moet zeer goed bewerkt worden. Takjes of steentjes doen de wortel splitsen. Daarom spitten wij in het najaar en laten de flinke kluiten kapotvriezen tijdens de winter. In het vroege voorjaar, ongeveer een paar weken voor wij gaan zaaien geven wij flink wat kunstmest. Aardappelen horen niet thuis in dit stelsel.
  • Perceel 3: koolsoorten
    We spitten de grond in het najaar en geven indien nodig kalk bij (2 kg per 10 m²).Een paar weken voor het zaaien of planten geven wij samengesteld kunstmest.

De volgende jaren zetten wij de koolsoorten op de plaats van de peulvruchten en de bladgroenten. De wortelgroenten zaaien wij waar de kolen hebben gestaan en de peulvruchten komen op het perceel van wortelgroenten te staan. Wij bewerken de percelen vooraf op dezelfde wijze als boven is vermeld.

Indien wij aardappelen in de tuin willen planten, dan gebruiken wij de vierjaren-cyclus. De tuin verdelen wij in vier gelijke delen en het vierde perceel is het eerste perceel voor onze aardappels. Wij spitten ook dit perceel in de herfst en werken een beetje compost of verteerd stalmest in de grond ( een halve kruiwagen per 10 m²). In het voorjaar strooien wij wat kunstmest. Voor de rest kan dit perceel meedraaien in de driejaren-cyclus.

6. Praktijk

De belangrijkste factoren om een plant te laten groeien zijn de temperatuur, licht en de grondgesteldheid. Aan de laatste factor is misschien wel iets te doen, maar blijft de temperatuur en het zonlicht achter, dan is de zaak om zeep. Bij een lage temperatuur en te weinig licht zal een plant pertinent weigeren om te groeien. De plant zet de voedingsstoffen met behulp van het licht in haar bladeren om tot groei-energie. Het toedienen van voedsel aan een plant zonder dat er voldoende licht en warmte is, geeft geen resultaat. Het bemesten moet dan ook in deze optiek gezien worden. Een plant te zeer snoeien zodat er geen blad meer aanzit zal nefast zijn voor de groei en bloei.

De blauwe korrel is een zweepmeststof. Ze werkt onmiddellijk en is na drie weken uitgewerkt. Dit is een groot nadeel en nabemesten met een dergelijke meststof brengt teveel zouten in de grond. Een dergelijke meststof gebruiken wij dan ook enkel om een moeilijk startende plant op trek te helpen. Daarna is het beter om op een trager werkende meststof over te stappen.

De Nitrofosfat Stabil is een nieuwe generatie meststoffen die ontwikkeld is voor de groente- en fruittelers. Door de speciale samenstelling geeft deze meststof geleidelijk, naargelang de omstandigheden, stikstof af. Deze meststof is een gans jaar werkzaam en is vanaf dit jaar onder de handelsnaam EMTEC in zakken van 50 l te verkrijgen.

Interessante enkelvoudige meststoffen zijn Kieseriet, magnesium en kalk. Het is aangeraden om Kieseriet jaarlijks af te wisselen met magnesiumkalk. Patentkali is een zeer goede en goedkope kaliumhoudende meststof voor tomaten, aardappelen, aardbeien. Deze meststof intensifieert de kleur van de bloemen, rijpt de vruchten beter en zorgt voor stevig hout. Wij bemesten vroeg in het jaar met patentkali. Aardappels bestrooien wij net voor het aanaarden. Wij maken de grond voor aardappels niet te fijn. Fijne grond slaat te gemakkelijk dicht en dan kan er geen zuurstof bij de wortels.

Potassulfaat gebruiken we om de wortelvorming te vergroten. De leemgronden hebben echter bijna nooit gebrek aan potas en houden de meststoffen in tegenstelling tot de zandgronden beter bij.

Het gebruik van roze korrels moeten wij zo veel mogelijk beperken. Bij veelvuldig gebruik zit er teveel zout in de grond. Bij de blauwe korrel is dit niet het geval evenmin bij Emtec (12 – 8 –17 + 2 Mg).

Bij de gecontroleerde meststoffen is de Osmocoate de meest gekende. Bij deze meststof komen de elementen stelselmatig vrij onder invloed van de temperatuur. Het best gebruiken wij een soort van een 6-tal maanden. De samenstelling van de grond heeft geen enkele invloed op de afgifte of opname van de meststof.

In volle grond gebruiken wij het best pastillen in plaats van de losse korrels. In de potcultuur worden de pastilles eveneens gebruikt omwille van de makkelijke dosering. Indien een vaste plant langer dan een jaar in zijn container in de kwekerij staat, bemest men de plant de laatste 6 maanden bij met Osmoform. Deze meststof is voor professionelen en mag niet onder de grond gemengd worden. Ze bevat veel kalium en weinig stikstof en fosfor.

Om mooie en gezonde planten te hebben is stikstof niet zo belangrijk. Een plant moet niet te groot zijn en veel bladeren hebben maar wel veel en mooie bloemen of veel en stevige vruchten. Stikstof jaagt een plant in de groei maar dan verzuimt ze bloemen en vruchten te maken. Wij moeten onze planten remmen in hun groei maar ze wel alle elementen geven om hun bloemen en vruchten te produceren. Deze elementen zijn voornamelijk de sporenelementen en de warmte en het licht van de zon.

Planten die als onderbegroeiing aan de rand van bossen staan zoals de hortensia en rododendron hebben zeer graag een oppervlakte bemesting van half vergaan organisch materiaal zoals afgemaaid gras of bladeren. Het bodemleven van insecten, pieren, schimmels en micro-organismen gaat zich hieraan te goed doen en al dit organisch materiaal stilletjes omzetten tot voedingstoffen. Dit is een vorm van gecontroleerde meststoffen.

Vloeibare en oplosbare meststoffen vormen een voorname groep van bemesters. De vloeibare meststoffen worden meestal als bladvoeding aangewend. Er zijn een aantal van deze meststoffen in de handel die zonder problemen aan te wenden zijn.

De oplosbare meststoffen zijn een ander paar mouwen. Alvorens wij deze meststoffen gebruiken moeten wij de hardheid van het water kennen dat wij gebruiken. Naar gelang de hardheid van het water gaan bepaalde meststoffen gemakkelijker of moeilijker door planten worden opgenomen. Wij doen dit met strips lakmoes die wij in de goede tuinhandel kunnen krijgen. De hardheid kan van streek tot streek sterk verschillen. Naargelang de hardheid van het water gaan wij een meststof van een andere samenstelling kopen. Een kweker of een goede tuinconsulent kan ons hierbij raad geven.

In stekgrond kan men mini-osmocoate mengen. Deze super fijne osmocoate geeft aan de jonge stekken het juiste voedsel om een serieus wortelgestel te vormen.

Veel amateurtuinders zouden eens goed moeten nagaan wat zij allemaal aan hun planten opsolferen. Een beroepsteler wordt regelmatig gecontroleerd op het gebruik van verboden en schadelijke producten maar een amateur knoeit vaak maar wat aan. Dikwijls zijn de groenten uit de winkel gezonder dan deze die uit eigen tuin komen.

Een goed voorbeeld zijn de mensen die sleedoorn- en vlierbessen gaan plukken langs een drukke verkeersweg. Deze vruchten zitten van binnen en van buiten vol met allerhande toxische stoffen van de verbrandingsgassen van de voertuigen die daar elke dag passeren. De vogels zijn veel slimmer op dit vlak. De hulst tegen de straat houdt zijn bessen tot in het voorjaar terwijl deze van de struik achteraan in de tuin na enkele dagen al door de vogels zijn weggeroofd.

Bij organische meststof moeten wij oppassen wat wij kopen. Hetgeen wij meestal als gedroogd mest kopen is geen mest maar wat kompost dat enkele dagen met beer is bewerkt. Dit product bevat wel organisch materiaal en wat ureum maar is niet te vergelijken met echt stalmest. Veel beter kopen wij zuiver bloed-, beender- en hoornmeel. Deze producten kosten wel wat maar zijn onbetaalbaar voor de tuin. De organische meststoffen van DCM zijn eveneens van een uitstekende kwaliteit. In Viano zit teveel kalk en enkel Guano van de Bretoense kust is aan te bevelen. Wij moeten oppassen met de meststoffen die teveel kalk en teveel nitraten bevatten want dit is niet nodig op onze gronden. De Mg-kalk is de beste kalk. Zeewierkalk kan men onmiddellijk aan de planten geven.

Een zeer goed organisch product dat als bemesting en als grondverbetering dienstig is, is de tuincompost van Intercompost te Bilzen. Dit is het beste wat men in de verre omstreken kan krijgen. Deze compost kunnen wij onmiddellijk tussen de rijen groenten in de tuin inwerken.

Indien men netels wil te lijf gaan moet men goed bemesten met vers stalmest, want daar kunnen deze planten niet tegen.

Om de tuin goed te bemesten moet men in de herfst (oktober-november) beginnen met wat te kalken. Daarna spitten wij zeer grof en laten de grond zo liggen zodat de regen en de vorst goed op de kluiten kunnen inwerken. Organisch mest werken wij in december of januari in zodat dit goed in de grond wordt opgenomen (3 tot 4 maanden voor het zaaien of planten). De mate waarin het organisch mest verteerd is zal bepalen wanneer wij het gaan toedienen. Is het mest volledig verteerd dan kunnen wij het onmiddellijk voor het planten of zaaien toedienen. Ruw, vers stalmest spreiden wij best in de winter over de percelen uit. Vers paardenmest is te sterk en in champignonmest zit teveel kalk, dus dit laten wij uit onze tuin.

Anorganisch mest gaan wij toedienen als het nodig is.

Rozen bemesten wij in de herfst met compost of ander organisch materiaal. Na de snoei in het voorjaar gooien we blauwe korrel om de plant weer op zijn stekken te helpen. Na de eerste bloei geven we het ene jaar wat patentkali en het ander jaar wat kieseriet.

Rozen zijn niet vies van goed verteerd stalmest. Een laag van een tiental centimeter aan de voet van de roos doet wonderen.

Gras vraagt eveneens een gerichte bemesting. Indien wij ons gras in conditie willen houden met rijkelijke giften van stikstofrijke meststoffen dan maaien wij ons gek. Het is beter om bij de aanleg van een gazon veel verteerd stalmest of compost door de grond te mengen en vier weken na de opkomst van het gras met een samengestelde meststof aan 1 kg per are bij te bemesten en het zo te laten.

De kwaliteit van het gras hangt ook veel af van het microklimaat en de grondsoort. Mooi gras treft men aan op een vruchtbare grond, waar het regelmatig regent en waar er voldoende zon schijnt. Op zandgronden en onder bomen zal men geen fatsoenlijk gras doen groeien.

In Engeland ziet men ook alleen de mooiste gazon waar de levensomstandigheden voor het gras optimaal zijn. Daarbij komt nog dat de Engelsen zo naarstig zijn om op hun knieën, gewapend met een aardappelmesje, gans hun gazon af te kruipen om het laatste onkruidje op te ruimen.

De schoonheid van een tuin staat immers in evenredigheid met de arbeid die men eraan besteedt. Een onderhoudsvrije tuin bestaat niet. Een onderhoudsvriendelijke tuin wel. Maar in een tuin zal men zijn eer en genoegen moeten verdienen in het zweet van zijn aanschijn.

Copyright © 2004-2009 Quintux