Artikels over de moestuin:

Groenteteelt

Voor de eerste maal in de analen van de Volkstuin Sint-Truiden besloot het bestuur om hun leden te vergasten op een uitzetting over de kweek van groenten. Om ons dit onderwerp diets te maken haalden wij niet de geringste kanonnen van stal. Wim Ector, teeltoverste groentekweek aan de Tuinbouwschool OLV (Broeder Louis) gaf ons in een verhelderende uiteenzetting een overzicht hoe wij op een verantwoorde wijze gezonde groenten in onze tuin kunnen kweken.

Teelt

Hoe wij groenten moeten planten en zaaien vinden wij in elk goed naslagwerk over de groentekweek. De zaai- en plantengids van Gonthier staat boordevol met deugdelijke informatie hoe en op welk tijdstip wij zaden en planten aan de aarde moeten toevertrouwen. Degenen die in dit artikel dus aan de weet wil komen hoe men spruitjes, sla, andijvie of wortelen moet zaaien is hier aan het verkeerde adres en went zich dan ook vliegensvlug naar een goede boekhandel; een tuincentrum of de hogervermelde gids.

Dit artikel is een opeenstapeling van allerhande weetjes die van levensbelang zijn voor de kweek van groenten.

Zaaitijd

De zaai- en planttijd van groenten is afhankelijk van twee factoren: de grondsoort en de weersomstandigheden. Op lichtere gronden zoals de zandgronden in de Kempen kan men veel vlugger in het voorjaar zaaien en planten dan in onze streken omdat de zandgrond sneller opdroogt en vlugger opwarmt. Op natte en zware gronden is het altijd nog wat wachten geblazen om aan deze klus te beginnen.

Plantafstand

Indien wij slechts over een kleine tuin beschikken en daar zoveel mogelijk willen in planten dan mogen wij de planten erg dicht op mekaar zetten. Maar daardoor zal de kans op ziekten sterk vergroten. Vooral de schimmels tieren dan weelderig omdat de planten niet goed kunnen opdrogen. Indien wij de planten verder van elkaar planten gaat de mogelijkheid op rotten dalen.

Bij de teelt van sla gaan wij de perspotjes niet geheel in de grond zetten maar wij laten ze enkele centimeters boven de grond uitsteken. Hierdoor raken de onderste bladeren de grond niet en gaan ze minder snel rotten en hebben wij zo minder afval.

Het nadeel van deze plantwijze is dat onze potjes vlug gaan uitdrogen. Regelmatig water geven zal hier de boodschap zijn.

Als wij de plantjes ver genoeg van mekaar zetten dan ontstaat er een luchtcirculatie tussen de planten. Deze luchtcirculatie werkt de schimmelgroei tegen en voorkomt ziekte overdracht.

Bij de aardappelteelt zetten wij de struiken niet te ver uit mekaar. Door ze ver van mekaar te zetten verminderen wij wel de kans op ziekten maar de knollen worden te dik en voos (hol).

Bemesting

De meeste particuliere tuinen zijn overbemest. Deze overbemesting is de oorzaak van vele ziekten of draagt ertoe bij dat de planten niet meer willen groeien. Bij de teelt van ajuinen gaat teveel bemesting leiden tot vroegtijdig rotten van de bol. De bol gaat slecht groeien en ook de bewaring laat te wensen over.

Ook witloof en aardappels zijn planten die niet van sterk bemeste grond houden. De bewaring van de wortels of de knollen komen bij een teelt op overbemeste grond in het gedrang. Daarom wenden de witlooftelers zich tot gespecialiseerde witloofwortelkwekers waar zij hun wortels betrekken. Deze kwekers ontleden eerst de grond alvorens zij de wortels gaan kweken. Te sterk bemeste grond laten zij over aan een andere teelt.

Bij de bemesting houden wij rekening met drie factoren: N (stikstof), P ( fosfor) en K (potas).

De stikstof doet het blad groeien, de fosfor staat in voor de ontwikkeling van de wortels en de potas zorgt voor de stevigheid van de plant, beïnvloedt gunstig de bewaring en de zetting van de vrucht.

In Haspengouw zit er van nature genoeg fosfor in de grond. Vandaar dat wij moeten mesten met een samengestelde meststof waar zo weinig mogelijk fosfor aanwezig is.

Meestal is onze grond ook overbemest. Zoals wij reeds vermeldden is dat nefast voor de kweek van witloof en aardappelen. Als wij zeker willen zijn van de toestand van onze grond laten wij deze best eens ontleden. De resultaten van een dergelijke ontleding geven ons een idee van de huidige toestand van de grond en welke voedingsstoffen wij moeten toevoegen om onze tuin maximaal te laten renderen. Wij laten best om de 5 jaar onze grond ontleden.

In de serre kweken wij meestal eerst sla en dan later komkommer en / of tomaat. Wij laten eerst de grond ontleden en doen dan, naar gelang de toestand van de grond stalmest bij. Wij bemesten niet elk jaar. Wij voegen beter elk jaar wat compost, champignonmest of GFT compost aan de grond toe. Dit laatste product is zeer goed organisch materiaal van een hoge kwaliteit, goedkoop en bevat veel sporenelementen. Het stalmest dat wij gebruiken is goed verteerd. Indien er teveel onverteerd stro in aanwezig is, gaat dit stikstof uit de grond halen om te verteren. Wij werken dit organisch materiaal in de oppervlakte. Kippenmest bevat te veel stikstof en te weinig organisch materiaal om goed te zijn.

Indien wij chemische meststoffen gebruiken dan kopen wij beter een aparte zak met N, P en K dan één zak met een samengestelde meststof. Dan kunnen wij gedurende het groei-, bloei- en vruchtseizoen de juiste meststof toedienen. Dus eerst geven N, daarna P maar dat is meestal voldoende aanwezig en daarna strooien wij met K.

Wij kunnen deze meststoffen toedienen in het water. Dit gebeurt door een druppel- of een zweetdarm of een darm met druppellaars. Dit laatste is beter want de druppellaars blijven beter open en zijn beter te doseren. De oplosbare meststof bevat eerst veel stikstof en later veel kalium.

Na het eerste jaar werken wij geen organisch materiaal in de grond. Wij geven wel wat organische meststoffen zoals Viano, kippenmest en gedroogd koemest. Wij gebruiken beter wat te weinig meststof dan teveel.

Bij de berekening van de dosering van de vloeibare meststof moet men rekening houden met de EC waarde van de grond. Dit is het zoutgehalte van de grond. Dit wordt bepaald door de elektrische geleidbaarheid van de grond te meten.

Door teveel meststof te gebruiken verzout de grond. Het zoutgehalte in de plant is hoger dan in de grond. Hierdoor zuigt de plant de voedingsstoffen op. De verhoging van het zoutgehalte in de grond remt de opname van de voeding. Het zoutgehalte van de grond kunnen wij verlagen door het uitspoelen van de grond.

Andere omstandigheden die de groei van een plant benadeligen zijn: te warm, te nat, te droog, te diep geplant en te koud.

Gewasbescherming

In een liefhebberstuin gebruiken wij het best zo weinig mogelijk insecticiden. Trouwens de DRC (Dienst Residu Controle) zit de professionele teler al achter de veren om zo weinig mogelijk insecticiden te gebruiken. Een lijst van de toegelaten en verboden producten is opgesteld en indien men in de groenten nog resten van enig insecticide vindt, keuren ze de hele lading af.

Om dergelijke debacles te voorkomen is de bij-de-tijdse teler overgestapt op de onvolprezen geïntegreerde teelt. Sinds enkele lessen geleden kennen de Truidense Volkstuinders natuurlijk alles van de geïntegreerde teelt. Naast een aantal toegelaten en vaak voor de mens onschadelijke producten gaat men de schadelijke insecten met hun natuurlijke vijanden met succes te lijf.

Omdat het hier nog steeds om levende en zich dus vrij bewegende diertjes gaat is deze teelt het best toe te passen in de gecontroleerde ruimte van een serre en dus minder in de open lucht.

Indien wij dan toch moeten spuiten dan gebruiken wij producten die volledig afgebroken zijn als wij de planten gaan oogsten.

Kolen houden wij vrij van de koolvlieg, koolrups en koolwitje door DURSBAN aan te gieten in het begin van teelt. Na 3 weken is dit product volledig afgebroken. Het is trouwens het enige product dat in deze teelt nog mag toegepast worden. De dosis bedraagt 10 cc per 10 l voor 10 planten.

Wij kunnen de kolen preventief beschermen met een vliesdoek. Hierdoor kunnen de schadelijke insecten kun eitjes niet op de planten deponeren. Door ronde cijfjes rond de voet van de kool te leggen voorkomt men eveneens de afzetting van eitjes.

Indien wij met een vliesdoek werken leggen wij best een vloeidarm om onze planten van het nodige water te voorzien. Dit heeft als voordeel dat men het vlies de hele tijd ter plaatse kan laten en de insecten de kans niet laat om onze planten te belagen.

Er zijn hierin twee systemen. De vloeidarm die men in de aardbeiteelt gebruikt. Deze heeft als nadeel dat hij het gewas natspuit. Een druppeldarm brengt het water tot aan de wortels van de plant en is dus veel beter.

Tot slot mogen wij stellen dat een gezonde plant minder gevoelig is voor ziekten en insecten. Vooraleer wij gaan spuiten zorgen wij dat wij planten in een aangepaste grond (niet te arm en niet te voedselrijk) die niet te droog of niet te nat is.

Bij de teelt van prei treedt soms rozenrot op. Hier spuiten wij ROVERAL tegen. Dit product heeft een wachttijd van 7 dagen. Wij kunnen ook de planten voor het planten 10 min. in een oplossing van dit product laten trekken.

Bij het planten kunnen wij de prei eveneens aangieten met wat javelwater. Specifieke producten tegen de poreivlieg zijn te toxisch en gebruiken wij dus niet.

Het best spuiten wij met systemische producten. Dezen dringen via de sapstroom door in elk onderdeel van de plant. Een product als CURATER is volledig systemisch. DURSBAN daarentegen blijft enkel werkzaam in de stam van de plant en niet in de bladeren. Wij spreken hier over een halfsystemisch product.

DURSBAN en ROVERAL gieten wij dadelijk aan bij het planten.

In de slateelt gebruiken wij ROVERAL tot de rij toegegroeid is. Dit situeert zich in het 17 de bladstadium. Daarna spuiten wij niet meer tegen bladziekten. Tegen de bladluizen spuiten wij tot enkele dagen voor de oogst.

In de serre maken wij in de strijd tegen de witte vlieg gebruik van sluipwespen. De geparasiteerde eitjes kunnen wij opnieuw verdelen en uitzetten in een andere serre. De sluipwespen die men in de komkommerteelt tegen de luis inzet kunnen in de serre overwinteren. Zo is ook het volgend jaar de kas luisvrij.

Schimmels in de kas bestrijden wij door de planten aan te gieten met PREVICUUR. Wij kunnen eventueel aan bodemontsmetting doen.

Slechte groei kan ook veroorzaakt worden door aaltjes die in de grond zitten. Deze kunnen wij eveneens te lijf gaan met andere insecten die deze boosdoeners infiltreren en uitschakelen.

Nieuwigheden

Wie de laatste tijd nog naar een gerenommeerd restaurant is geweest heeft zeker op zijn bord enkele niet alledaagse groenten ontmoet. Het gaat hier meestal om kiemplanten die als babyleaves door het leven gaan en in de handel te krijgen zijn. Er is reeds een bedrijf dat zich in deze teelt op industriële wijze heeft gespecialiseerd maar ook voor ons onversaagde Volkstuinders is dit aardigheidje in de groenteteelt weggelegd.

Een eeuwenoude voorloper van trend is de alom gekende steeksla. In lang vervlogen dagen trokken wij met een scherp mesje in het voorjaar de groentetuin in om daar de fris ontloken embryonale slablaadjes af te snijden. Eens op het bord smolten dezen als onbeschrijfbare verrukking op de tong.

Een andere voorloper van de babyleaves is de tuinkers. Voor de teelt van tuinkers neemt men 100 gr tuinkerszaad. Deze laat men 1 nacht in 1 l water trekken. Dan heeft men een papperige massa die men met een plamuurmes op een matje rotswol uitsmeert. Hierdoor groeien de zaadomhulsels met plantjes niet mee omhoog. Daarna hebben de plantjes alleen maar behoefte aan water en licht.

Hetgeen wij nu als Babyleave op het bord krijgen zijn de pas uitgekomen kiemen van de prei, soja, radijs, mosterd, linze, zonnebloem, rode biet en rode kool.

Om dergelijke kiemen zelf te kweken nemen we als schoolvoorbeeld prei. Wij nemen hiervoor 10 gr zaad dat wij 1 nacht laten weken in 1 l water. Na de nacht gieten wij het water af. Om deze procedure vlot te laten verlopen nemen wij een glazen pot die wij afsluiten met een neteldoek. Wij kunnen dan makkelijk het water door de doek afgieten.

We laten het zootje uitlekken zonder de kiemen te laten uitdrogen. Dit gebeurt in het donker.

Daarna gaan wij 2 tot 3 maal daags de zaden spoelen. Wij doen dan de pot vol water en gieten het dan weer af.

De laatste dagen zetten wij de pot met inhoud in het licht. De niet gekiemde zaden en de zaadhuidjes spoelen wij weg en na 2 tot 3 weken hebben wij een pot vol babyleaves.

Wij kunnen alle zaden hiervoor aanwenden indien zij niet behandeld zijn (tegen bewaring of ziekten). Op de verpakking staat meestal hier omtrent een vermelding.

Copyright © 2004-2009 Quintux