Artikels over fruit:

Oude Fruitrassen

1. Inleiding

Nu de herfst voor de deur staat is het de hoogste tijd om weer eens gezellig nostalgisch te doen. Wij vegen de vruchten van jarenlange opzoekingen door de meest prestigieuze fruitveredelingsstations en noeste arbeid van de gespecialiseerde chemische industrie nonchalant van tafel en zakken naar de goede oude tijd af, waar wormstekelige, schurftige, steenharde, gruwelijk zure maar gezonde, oude fruitrassen aan torenhoge bomen boven het grazende vee langzaam in de ozonvolle atmosfeer rijpten. In die tijd toog een leger van door de zon gebruinde en door harde labeur en ontbering geharde "inlandse" plukkers naar de boomgaarden om met behulp van slanke, loodzware, krakende, houten ladders de bomen te lijf te gaan.

Hun buit werd dan zorgvuldig verzameld en tot het voorjaar in donkere kelders of in aarden "tommen" in de weide of in buurt van het erf bewaard. Deze lange bewaarperiode was voor vele van deze soorten nodig want een dergelijke appel, vers van de boom, was net iets harder dan een veldkei. Wie zijn gebit nog enige tijd in zijn volle glorie wilde behouden wachtte beter tot de vruchten wat "gerijpt" waren alvorens er de tanden in te zetten.

Natuurlijk mogen wij de verworvenheden van onze voorouders niet achteloos afschrijven. Een beetje respect voor het verleden siert de mens en daarom zijn er heel wat mensen in de weer om de oude en haast verdwenen fruitrassen in stand te houden. Het strekt dan ook de Volkstuinders van Sint-Truiden tot eer dat ze mijnheer Ger Frints uitnodigden om hun in te lichten over de kweek en verzorging van oude fruitrassen. Deze kranige zeventiger is van zijn 12 de jaar bezig met de kweek van fruitbomen en is een levende getuige van de fruitteelt in de afgelopen eeuw. Hij is een telg van een oud boomkwekersgeslacht dat in de helft van de 19de eeuw door Tossing Frints gesticht werd. Samen met zijn twee broers baat hij in Marktgraten nog steeds een gerenommeerde boomkwekerij van 50 Ha uit.

In een levendig discour gaf hij ons een overzicht van de teelt, de bewaring en de verwerking van fruit.

2. Historiek

Vruchtbomen hebben door de eeuwen heen een grote rol gespeeld. Alvorens er mensen op aarde liepen waren er al appelbomen. Het is immers bekend dat Eva een appel plukte van de boom van goed en kwaad. Uit die tijd stamt dat de verboden appelen nog steeds de lekkerste zijn. Ook de uitspraken: "aan de vruchten zult gij de boom kennen" en "een goede boom brengt goede en een slechte boom brengt slechte vruchten voort" zijn stokoud en nog altijd in zwang.

De fruitbomen uit de oudheid kwamen vooral voort uit zaad. De Egyptenaren beheersten reeds de kunst van het enten. Hierdoor werd een stuk tak van het gewenste ras op een wilde onderstam geënt. Oculeren of oogenten dateert uit de vierde eeuw vóór Christus. De toepassing van deze entmethodes zorgde voor de verbreiding van goede rassen die oorspronkelijk uit zaailingen ontstaan waren. Op oude stafkaarten vindt men de boomgaarden rond de woningen van rijke edelen, herenboeren en bij kloosters. Het was een teken van welstand. Boeren en burgers beperkten zich noodgedwongen tot de teelt van gewassen met een hogere voedingswaarde zoals granen, peulvruchten, knol- en wortelgewassen. De fruitteelt was een mengelmoes van alle soorten vruchten zoals appelen, peren, pruimen, kersen, perziken, abrikozen, amandelen, walnoten, hazelnoten, tamme kastanjes, kweeperen, mispels, moerbeien, vijgen, druiven en kornoeljes en diverse soorten aalbessen, kruisbessen, bramen en frambozen. Vanaf 1500 werden door de agrarische bevolking hoogstamboomgaarden aangelegd van geringe oppervlakte en met bomen met een stamhoogte van 2,10 tot 2,25 meter.

Met de opkomst van het Ruhrgebied en zijn industrie ontstond er een bevolkingsgroei. Hierdoor steeg de vraag naar fruit en andere voedingswaren zoals groeten, aardappelen, zuivel, vlees en eieren. De invoer van goedkope granen uit de Oekraïne en de Verenigde Staten maakte de graanteelt onrendabel. Om die reden schakelden veel akkerbouwers over op veeteelt en fruitteelt. Door de aanleg van boomgaarden vingen ze twee vliegen in één klap. In de pas ingezaaide graslanden werden hoogstambomen geplant. Totdat de bomen vruchten droegen kon men het gras door het vee laten afgrazen.

Al vlug ontstond er export van vooral appelen en kersen naar Engeland. Vanuit Zuid-Limburg (Sint-Truiden en Borgloon) voerde men tonnen kersen zoals de Basterd dikke, de Eisdense of Abbesse de Mouland naar heel Europa uit.

De Limburgse Keulemennekes appelen werden naar Duitsland en Engeland uitgevoerd terwijl peren zoals de Légipont massaal de weg vonden naar de Scandinavische landen. Het kleine kriekpeertje dat in de streek rond Borgloon, Sint-Truiden en Diepenbeek werd geteeld ging met honderden tonnen naar Engeland. Dit restant van de oervorm van onze perenrassen wordt momenteel uit Amerika ingevoerd en siert de schotels van de chique restaurant op.

In de vroege jaren waren de meeste fruitbomen zaailingen of geënt op een zaailing. De bomen waren hoog en breed en pas op latere leeftijd vruchtbaar. In latere tijden zijn Franse monniken erin geslaagd om zwakke onderstammen te selecteren die door ongeslachtelijk stekken of afleggen vermeerderd werden.

Bekend waren de Doucin typen zoals de Metser Paradis de huidige EMG voor appelen. Voor de kleine perenbomen gebruikte men de Kwee Angers als onderstam. Peren op meidoorn geënt gaven kleine bomen met wrange vruchten. Kersen werden veredeld op de Prunus Mahaled en gaven een kleinere boomvorm. Momenteel is de kersenteelt mogelijk op kleine bomen tot twee meter. Dezen werden ontwikkeld door het proefstation in Gembloux. Voor pruimen, als zwak groeiende boom, gebruikt men de gestekte onderstammen van de Sint-Julien, Gele Kroos en de Prunus Damacena of de varkenspruim. De zwakke onderstammen van appel en peer leenden zich uitstekend tot de teelt van leibomen, beter gekend als palmets, espalier, U-vormen, dubbel U's, candelabre met 2 tot 12 armen, snoeren en piramiden.

Een tuin beplant met genoemde vormen in zoveel mogelijk variëteiten was vroeger een statussymbool.

Rond eind 1800 begin 1900 stonden rond alle dorpen en boerderijen hoogstamboomgaarden met alle mogelijke fruitsoorten en -rassen. Het waren meestal bomen met grote boomkruinen en lange hoge stammen. Onder die bomen liep het vee. Er was toen geen overproductie van fruit en melk zoals nu wel het geval is.

Het goede fruit was voor directe menselijke consumptie en van de mindere kwaliteit, het zogenaamde rebut, werd appel- of perenstroop gemaakt. Voor dit doel werden eveneens apart appelen en peren geteeld. Deze stroop werd verder aangevuld met het goedkopere sap van suikerbieten.

Sinds 1960 zijn veel van onze hoogstamboomgaarden verdwenen doordat er subsidies werden gegeven om hen te rooien. De oorzaken van het verval van de hoogstamboomgaard zijn namelijk de dure plukkosten en de hogere eisen die de verbruiker stelt wat betreft de kwaliteit en het uitzicht van het product. Ook was er veel natuurlijke uitval door de veroudering van de hoogstam. Er is tussen 1960 en 1980 praktisch geen hoogstam meer aangeplant. De laatste jaren is de belangstelling voor hoogstam toegenomen, voornamelijk door de liefhebbers en mensen die de natuur een goed hart toedragen. Ook het toekennen van subsidies voor de aanplant van hoogstammen en het laten staan en onderhouden van de nog aanwezige bomen is een goede zaak.

Door het instituut voor de instandhouding van kleine landschapselementen (het I.K.L.) worden dit seizoen verschillende honderden fruitbomen weer aangeplant en worden de bestaande boomgaarden onderhouden, dit met de bijdrage van diverse gemeenten uit het mergelland. In de perenteelt hebben we te maken met het voorkomen en de vatbaarheid voor het bacterievuur. Deze ziekte heeft het perenarsenaal flink uitgedund wat weer zijn weerklank vindt in de hogere perenprijzen.

3. Bemesting en ziektebestrijding

3.1. Planten

Belangrijk is dat we uitgaan van een goede boom met een goed wortelgestel. We planten in een voldoende groot plantgat (80 x 80 cm en 40 cm diep) waarvan de ondergrond zeker één spade diep wordt losgemaakt. Aan de boom zetten we een paal van 2,50 m lang en 8 cm dik die we 60 cm in de grond heien. We bevestigen de boom aan een paal met een goede boomband. Indien er vee in de boomgaard graast brengen we met een draad bescherming rond de boom aan van minstens 1,8 m hoog en op 10 cm van de bodem. Dit vraagt een investering van ongeveer 1000 BEF per boom.

3.2. Snoeien

Het snoeien neemt een belangrijke plaats in bij het onderhoud van fruitbomen. Het spreekt vanzelf dat er bij het snoeien vaak fouten worden begaan indien de telers er geen benul van hebben welke eisen een bepaalde boom stelt om degelijk te groeien en te bloeien. Het is niet genoeg dat men hier en daar een tak wegneemt. Dode en zieke takken snijdt men af en verbrandt ze. Indien de boom helemaal is aangetast zagen wij hem uit.

Bij het snoeien dragen wij er zorg voor dat er genoeg licht en lucht in de boom kan komen. Het fruit komt aan de doorgebogen takken dus deze gaan wij sparen en jonge takken gaan wij naar beneden buigen om de vruchtbaarheid te verhogen. De vruchtbaarheid treedt op als de bladvoeding (suikers) sterker zijn dan de wortelvoeding (zouten).

3.3. Bemesting

Overdadige bemesting is niet nodig. Wij moeten zuinig zijn met stikstof. Kalk is wel nodig voor het bereiken van de juiste zuurtegraad en het losmaken van de gebonden mineralen. Indien het nodig is geven wij kalium en fosfor voor een goede zaadvorming. Magnesium en sporen elementen zijn soms ook nodig.

Het toedienen van strostalmest of oud koemest is het best wat een fruitboom kan overkomen want hierin zitten alle elementen in de juiste verhouding vervat.

Kersen, pruimen en walnoten houden van een goede bemesting met kalk en fosfor in de vorm van thomasslakkenmeel. Dit bevordert eveneens de vruchtbaarheid.

Wij zijn zeer spaarzaam met drijfmest van kippen. Deze bemesting veroorzaakt bacteriekanker en het zogemeende gommen bij kersen en pruimen. Alleen als de pruimen en kersen door loodglans zijn aangetast kan men door overbemesting met kippenmest, aangevuld met stikstof de boom door een sterke groei nog redden.

3.4. Ziektebestrijding

Doordat de bomen zo groot zijn is de ziektebestrijding bij hoogstambomen niet gemakkelijk. De volgende bespuitingen zijn wel nodig.

In de winter eind januari, begin februari behandelen wij de bomen met vruchtboomcarboleum.

Ruim voor de bloei spuiten wij met oxychloride.

Direct voor de bloei is het de beurt aan een papje van zwavel met een insecticide en na de bloei gaan wij de bomen 3 tot 4 maal te lijf met een zwavelpreparaat eventueel gemengd met een insecticide.

De derde week van juni spuiten wij nog eens tegen wormstekeligheid.

4. Appelbomen (hoogstam)

4.1. Opkweek en soorten

Men gebruikt meestal een zaailing als onderstam voor de appelboom. Dikwijls maakt men gebruik van de ongeslachtelijk vermeerderde onderstammen zoals de EM 16, MM 106 en de III.

De moderne onderstammen worden in het jaar van het uitplanten op ongeveer 20 cm hoogte van de grond geoculeerd met de gewenste rassen. Dit gebeurt in juli-augustus. Voor de rassen die van nature geen goede stam vormen gaat men eerst een tussenstam tot de gewenste hoogte kweken. Hiervoor wordt een stevig groeiend ras gebruikt zoals de dubbele zoete van Aagt, de dubbele bellefleur, de transparent de Broncelles en Jacques Lebelle.

Het volgend voorjaar in februari-maart wordt de onderstam net boven de doculatie afgeknipt. Nu kan dat oog dat jaar uitgroeien tot ongeveer 1.5 -1.75 m. Het tweede jaar bereikt men een hoogte van ongeveer 2.75 tot 3 m. In het derde jaar snoeit men de stammen terug tot 2.25 m en vormt zich de boom die men dan kan verkopen..

In de kwekerij blijven de bomen mooi beveerd en voor de verkoop poetst men de stammen geheel kaal op.

Enkele aan te bevelen oude rassen die in handel te verkrijgen zijn, zijn de Schone van Boskoop en zijn rode variant, Jozeph Lebelle, Franse Zure, Rode sterappel, Brabantse Bellefleur, Courpendu, Eysdens Klompke, Gravensteiner, Jos Musch, Keulenman, Notarisappel, Reinette de France, Reinette Descadre, Transparente Jaune, Zoete Bloemee, Zoete Eemgaard, Dijkmans Zoet, Sweet Caroline en Rambours

4.2. Gebruik van appels

De meeste rassen die wij in de winkel tegenkomen zijn: Boskoop, Golden, Jonagold, Cox Orange, James Grieve. Dit zijn allemaal puntgave appels met een zoet-zure smaak zodat dit spek is voor ieders bek.

Bij de oude rassen echter vinden wij kleppers die getuigen van een heel eigen smaak. Oude getrouwen zoals: de Sterappel, de Oogstappel, deWijnappel, de Coutpendu, de Rambours, de Franse en Ananas Reinette, de Pepin D'or of Gele Reinette, de Klokkenappel en de vooral in Duitsland gegeerde Gravenstein.

Appels kan men gewoon eten nadat men ze van de schil ontdaan heeft. Als appelmoes verwerkt zijn ze een heerlijke toespijs bij vele gerechten. Wij kunnen ook rauwe stukken appel steriliseren in een 12% suikeroplossing. Appelschijven zijn zeer lekker in pannenkoeken, taart en wat dacht je van de overheerlijke appelbeignets.

Voor de echte liefhebbers zijn er de gedroogde appels die men in de Öoftevla verwerkt of de gedroogde appelschijven die door de muesli wordt gedraaid.

Tot slot mogen wij de wereldvermaarde en door zovele van ons gesmaakte "Pomme d'Amour" van de kermis niet vergeten. Net als Adam heeft de beet in deze appel, geoffreerd aan het toenmalig kermislief, geleid tot een al dan niet vruchtbare relatie waarvan vele nu nog tot hun groot geluk of grote spijt de gevolgen dragen.

5. Perenbomen (hoogstam)

5.1. Opkweek en soorten

Meestal gebruikt men een peer zaailing als onderstam voor een hoogstam perenboom. Deze onderstammen komen dikwijls voort uit een wortelstek van gerooide perenbomen of peerzaailingen.

De stekjes van ongeveer een potlood dik en 15 cm lang worden uitgeplant. Hierop ontwikkelen zich ogen en scheuten waarvan de beste worden opgekweekt tot onderstammen.

Na het uitplanten van de onderstammen volgt men dezelfde procedure als deze van de appel. Na het 4 de jaar zijn de bomen verkoopbaar. Voor de slap groeiende rassen gebruikt men een stergroeiende tussenstam zoals deze van de Beurré Hardy, St.-Remy en Krepers Seedling die een mooie kaarsrechte stam vormen.

Enkele goede rassen: de Bergamotte peren in diverse soorten, de Beurré de Merode, de Légopont de Charmen, de Clap's Favourite, de Conférence, de Doyenné de comice, de Marguerite Marillat (de smakelijkste peer), de Beurré Hardy, de St.-Remy, de Zoete Brederode, de Greser Wildeman, de Jutte peer.

5.2. Gebruik van peren

De vooroorlogse peren waarvoor onze voorouders door hun dak gingen zijn buiten degenen die hierboven vermeld staan: de Present peer, de Kruuiderener peer, deDubbele Filip, de Bergamootte peer, de Williams peer en Tongerse peer. Dit is maar een greep uit het courante assortiment dat in het begin van de eeuw nog rond de vierhonderd soorten werd geschat.

Een specialiteit was de Bongerkes peer die in grootmoeders tijd in een Keulse pot in een mengsel van azijn, suiker, kaneel en kruiden in de kelder jarenlang bewaard werd.

Wij degusteren het best goed rijpe (sappige) peren in een warme omgeving.

6. Pruimen

6.1. Opkweek en soorten

De onderstam van de meeste pruimenbomen is deze van mirabelaan zaailing. Deze geeft een goede, wat late vruchtbare boom en de onderstam heeft invloed op de vruchtgrootte en de vruchtbaarheid in het algemeen. De alom bekende St.-Julien A onderstam is het product van de mirabellen bomen uit Frankrijk. Zij geven vlugger vruchtbare kleinere bomen die vaak afwijken in grootte door de grote verschillen in onderstammen.

Tegenwoordig worden de ongeslachtelijk door stekken vermeerderde onderstammen zoals de St.-Julien A en de Brompton gebruikt. Ze geven mooie gelijkvormige bomen met een goede vruchtbaarheid.

In de omgeving van Gent ontwikkelde men de onderstam Mirabelaan Lesdain waar men op de 3 jarige hoogstam de gewenste variëteit gaat enten. De eerste jaren geven deze bomen kleine vruchten maar na enkele jaren ruilen ze voor zeer mooie vruchten.

De onderstam Brompton wordt ook als wilde stam van ongeveer 2.10 m opgekweekt waarop dan het gewenste rad wordt geënt. Op de St.-Julien ent men eerst een Brompton als tussenstam en hierop komt dan de gevraagde variëteit. De hoogstam pruimenbomen zijn meestal 3 jaar als ze de kwekerij verlaten.

Hier volgen enkele pruimenrassen met hun bijzonderheden.

  • Anna Späth: is een late bakpruim of kwets.
  • Belle de Louvain: geeft na uitdunning een mooie vrucht met een goede marktwaarde.
  • Bleu Belgique: is een goede vruchtbare blauwe pruim.
  • Czar: een vroege blauwe pruim die zelfs in jaren met zware nachtvorst veel vruchten geeft.
  • Houszwetse: de bekende kleine of enkele bakpruim of de kleine Altesse. Ze is de koningin van de pruimenvla.
  • Italiaanse kwets of dubbele bakpruim
  • Mirabelle de Nancy: een kleine gele pruim die geschikt is voor confituur en inmaak.
  • Monarch: een zeer late zeer dikke blauwe pruim met zeer hard vruchtvlees(cfr Sultan).
  • Monsieur Hatif: een zeer vroege zoete pruim met rood vruchtvlees.
  • Opal: een van de beste vroege pruimen, rood-blauw van kleur.
  • Reine Claude Conducta: blauwe, lekkere pruim
  • Reine Claude d'oullins: dikke, gele lekkere pruim
  • Reine Claude van Schouwen: een rode mutan van de voorgaande.
  • Reine Claude Verte Doré: bij ons bekend als de R.C. crotté. Deze bomen zijn zeer veeleisend wat de onderstam betreft. Afhankelijk van al deze factoren is de opbrengst wisselvallig en kunnen de vruchten van de diverse bomen van mekaar verschillen. Een goede bestuiver van de R.C crotté is Victoria.

Pruimen hebben een goede kruisbestuiving nodig. Daarom planten wij meerdere pruimenbomen naast elkaar of enten enkel variëteiten op één boom.

6.2. Gebruik van pruimen

Pruimenbomen geven van nature giftige vruchten. Iedereen weet maar al te goed wat de nevenverschijnselen zijn van een overdreven pruimen gebruik. Pruimen doen het niet alleen uitstekend op de beroemde Limburgse vla. In gedroogde vorm (vroeger na het broodbakken in de lemen oven) zijn ze een natuurlijke soelaas voor iemand die zit met een serieuze constipatie.

7. Kersen

7.1. Opkweek en soorten

De zaailingen van zoete kersen en de Limburgse boskriek kweekt met tot hoogstammen op en daarop zet men het gewenste ras. Ook de ongeslachtelijk vermeerderde onderstammen van kersen bekend als Mazzard of F12/1 worden ze als stamvormer opgekweekt. Ondanks deze bomen zure vruchten geven worden ze voor de zoete kersenboomkweek gebruikt.

De zaailingen van de zure kersen deugen niet als onderstam. Ze zijn enkel geschikt voor de houtproductie.

De bestuiving is bij de kersenteelt zeer belangrijk. Goede bestuivers zijn: de Gros Royal, de Kleine Blanquette en de Udense Spaanse.

Het is raadzaam om in bomen zoals Hedelfinger, Abbesse de Mouland of Eisendse, Bruine Bigarreau, Pater van Mansfeld enkele takken te enten van genoemde goede bestuivers.

Enkele aan te bevelen rassen: Hedelfinger of Sneiders Späte Knorpelkirche, Bruine Spaanse, Abbesse de Mouland of Eidense, Bigarreau Napoleon, Bourtoulouse Franse of Early River, Pater van Mansfeld, Pollux en Castor,Rode Meekenheimer, Udense Spaanse, Vroeger van Weder, Vonkse Zwarte, Wijnkers, Morelle en Noordkriek.

7.2. Gebruik

Wie kent er niet de superlekkere kersentaarten in hun diverse afmetingen en smaken. Kersen kan men opleggen in alcohol (boerenjongens), steriliseren, tot jam verwerken, het sap uitpersen, er wijn van maken en nog veel meer van deze lekkere en prettige bezigheden.

8. Andere vruchtbomen die wij bij onze woning kunnen planten

8.1. Walnoten of okkernoten

Deze bomen groeien op elke grondsoort en verjagen insecten voor mens en dier (zeggen ze!!!)

8.2. Tamme kastanje

Is een snelgroeiende, mooie boom met lekkere eetbare vruchten.

8.3. Kweepeer

Vanaf de oudheid was de kweepeer een aparte vrucht die geprezen werd om zijn vele mogelijkheden en zijn heilzaamheid bij diverse kwalen en gebreken. Kweepeersap, kweepeerjam en kweepeergelei zijn voor de liefhebber een waar genot en zijn zeer heilzaam bij ingewandenstoornissen. Verwerkte kweeperen tot sap en jam zijn jarenlang houdbaar. Er treedt hier nooit schimmelvorming op.

Kweeperen steriliseert men door de vruchten rauw in een glazen poten met een suikeroplossing van 12 % een half uur bij 80 °C ter verwarmen.

Van de pitten van de kweepeer maakt men een zalf die uitstekend helpt bij het doorliggen van bedlegerige patiënten.

8.4. Mispels

Van de vruchten van de mispel kan men confituur maken.

8.5. Lindeboom

Een lindeboom levert ons met zijn bloesem een heerlijk ingrediënt voor een fijne thee. Daarbij leveren de bloemen uitstekend stuifmeel aan de bijen voor lekkere honing.

8.6. Perziken

Vanuit het buitenland levert men bijna het ganse jaar perziken aan de winkels. Toch kan geen import perzik het in smaak halen tegen een perzik van bij ons. Er bestaan een 10-tal rassen die van vroeg tot laat bij ons lekkere vruchten geven.

De vroegste soort is Amsden June gevolgd door Peregrine en Vaes oogst. Daarna rijpen Charles Ingouf, de Witte Montagne en Champion. In september komen Wassenbergen en Merketon aan de beurt.

8.7. Abrikozen

Abrikozen groeien liefst tegen een zuidermuur. De teelt is enkel rendabel voor de teler die meer geniet van de mooie bloemen die de boom in het voorjaar sieren dan voor de vruchten die enkel in de gunstige jaren aan de boom hangen. Enkele soorten met kleine vruchten zijn: Bredache en tros oranje. Hongaarse en Moorpark dragen dikkere vruchten.

8.8. Amandel

Amandelen komen van origine voor in de subtropische gebieden. Maar 10 jaar geleden hebben onze noorderburen in Zeeland in de proeftuin van Wilhemmiedorp een amandelboom geteeld die wel aan ons minder warm klimaat aangepast is. Onder de naam Winner Robijn levert deze variëteit in ons klimaat een behoorlijk aantal zoete amandelnoten af die in kwaliteit niet moeten onderdoen voor hun tropische zusjes en broertjes.

8.9. Kruisbessen

De kruisbessen of kroezelen worden onrijp geplukt om op de befaamde kroezelvlaaien te belanden. Men plukt ze zo vroeg omdat dan de pitten nog zacht zijn. Eens rijp zijn ze zoet en kan men ze uit het handje eten. De oude soorten zijn door de witziekte totaal ondermijnd en niet meer aan te planten.

Vandaag zijn er nieuwe soorten die resistent zijn tegen deze ziekte. Er zijn witte, gele en rode variëteiten. HinnonmakiGrön, Hinnonmaki Gul,Hinnonmaki Röd, Invicta en Rokula zijn meeldauw vrije soorten.

8.10. Aalbessen

Zowel de witte als de zwarte variëteiten worden geteeld om hun sap waarvan men jam en gelei maakt. Enkelen worden eveneens in de jenever gestopt. Bekende rassen zijn: Jonkheer van Tets, Rovado en Stanza.

8.11. Bramen

Door het wereldwijd onderzoek op bramen de laatste decennia heeft men enkele doornvrije zeer productieve en met grote vruchten beladen braambessen gekweekt. Soorten als de Thornless Evergreen en Black Satin zijn hiervan een voorbeeld. Daarnaast heeft men ook een paar kruisingen van bramen met frambozen gemaakt zoals de Tayberry en de Loganbes. Een buitenbeentje in dit midden is de Japanse wijnbes.

8.12. Frambozen

Er zijn frambozen die rijpen in juli-augustus en er zijn er die in september tot oktober rijpe vruchten voortbrengen, de zogenaamde herfstframbozen. Maar door de teelt in plastik tunnels is het seizoen van verse frambozen sterk verlengd. De framboos kan men zo uit de hand eten maar de vrucht doet het uitstekend in jam in combinatie met andere vruchten. Men krijgt een heerlijke jam met een mengsel van 20 % frambozen met 80 % appelmoes.

8.13 Blauwe Amerikaanse blauwbessen of bosbessen

Op het ogenblik bestaat grote interesse bij de fruittelers voor de teelt van blauwbessen. De teelt is zeer rendabel. De prijzen op de veilingen swingen de pan uit. In tegenstelling tot de pruim heeft een overconsumptie van bosbessen net het andere gevolg. Niettegenstaande helpt de bosbes bij klachten van slecht werkende ingewanden.

Er zijn verschillende variëteiten in de handel met vruchten van verschillende grootte. De kleinste vruchten hebben het beste aroma. De bosbessen vinden hun weg in bosbessenvla, jam, pudding en ijsjes.

Wie bosbessen wil telen moet over een enorm zure, arme en zandige bodem beschikken.

8.14. Druiven

Wij kennen de super dikke en erg lekkere kasdruiven van Hoeilaert. Dit is een teelt apart. Voor de liefhebber bestaan een aantal mindere goden die men tegen een zuidmuur kan opleiden en waarvan de vruchten misschien niet zo dik dan wel zo lekker zijn. Namen als Black Alicante, Vroege van der Laan, Witte Frankentaler, Muskaat van Alexandrië zijn reeds lang bekend en staan bij velen aan een beschutte pergola of in een hobbyserre.

De laatste tijd is er een uitstekende buitendruif geteeld: Boskoop Glory. Ze is blauw, zoet en vroeg rijp. Dit alles maakt dat ze zeer resistent is tegen witziekte en bladluizen zodat ze niet moet bespoten worden. In een goede zomer is de druif eind augustus klaar om op te eten maar ze kan tot eind november aan de struik blijven hangen zonder te bederven.

9. Enkele receptjes

9.1. Bakpruimen, kwetsen of peertjes geschild zoetzuur in pot

5 kg van. bovenvermeld fruit
1 kg suiker, 3,5 dl azijn, 1 pijpje kaneel en 3 kruidnagels samen koken
5 Gram salicielpoeder.

Bakpruimen of kwetsen met naald prikken.
Mengsel aan de kook brengen en het fruit heel even laten meekoken.
Fruit in een pot doen, sap laten afkoelen en op het fruit gieten (kan ook warm). De volgende 3 dagen het sap alleen laten opkoken. Vervolgens 3 dagen het sap laten inkoken, afkoelen en op het fruit gieten. De derde dag de 5 gram salicielpoeder bij het sap voegen.

Houdbaar zonder inwekken.

9.2. Komkommer of augurken gekookt zoetzuur

Komkommer of dikke augurken in de lengte doorsnijden. Pitten verwijderen en in vinger dikke stukken snijden. Een dag in azijn laten staan.
Bij 1 kg komkommers of augurken toevoegen: ½ kg suiker, 4 kruidnagels en 4 peperkorrels.
Azijn aan de kook brengen en suiker en kruiden toevoegen. De komkommers 2 minuten laten meekoken en uit het vocht in een groot glas of stenen pot doen.
Mengsel azijn en suiker wat laten inkoken en warm over de komkommers gieten.
Na 2 dagen het mengsel flink laten inkoken, zodat de komkommers nog net onderstaan. Houdbaar in stenen pot of glas. Kan ook zeer goed ingewekt worden; 20 minuten op 70 graden met 1/3 minder suiker.

9.3. Augurken zoetzuur (hard)

Van de augurken eerst de stekels goed afwassen.
Augurken 12 uur in zout. Daarna goed afwassen en laten uitlekken.
Mengsel koken van 1 1/4 liter natuurazijn, 1 liter water, 350 gram suiker, 1 pakje inmaakkruiden (ALBA inmaakkruiden) apart verse dille toevoegen.
Augurken in inmaakglazen of glazen met goede schroefdeksel doen.
Mengsel erop gieten en inwekken (20 min. op 70 graden).

9.4. St.-Jansuien, Sjalotten en zilveruien

Uien schoonmaken en 12 uur in zout, daarna zout afwassen.
Mengsel koken van 2 1/4 liter azijn - 1 liter water, 350 gram suiker, 1 pakje inmaakkruiden en verse dille.
Uien in inmaakglazen of glazen met schroefdeksel er inwekken (20 min. op 70/75 graden.)

9.5. Kweeperen gelei

Kweeperen in vieren snijden. De peren niet schillen en de klokhuizen erin laten.
Onder water aan de kook brengen en 5 tot 6 uur laten trekken op zacht vuur en kleine glasvlam.
Het mengsel in nylon of neteldoek laten uitlekken.
1 liter sap aan de kook brengen. 1 kg geleisuiker laten meekoken.
Goed laten doorkoken en afschuimen.
In jampotjes met schroefdraad of met cellofaan.

9.6. Amaretto

Morellen (of kelleries) ontpitten en onder pure natuurazijn zetten.
24 uur laten staan.
Uitlekken (hoeft niet lang).
1 kg kersen, 1 kg suiker, 1 kopje sap van azijn- en kersenmengsel.
Omroeren en een dag laten staan.
Verdelen over glazen. Potjes sluiten. Niet inkoken. Potjes geregeld omdraaien, tot de suiker is opgelost.

Copyright © 2004-2009 Quintux