Bloemen voor het bloemschikken in de tuin.
1. Inleiding
De edele kunst van het bloemschikken kent de laatste tijd een
ware hype. In grote getallen worden kerken, kastelen en stadhuizen
overal te lande met riante bloemruikers opgesierd. De Sint-Truidense
cultuurtempel heeft wekelijks lokalen te kort om de overbevolkte
bloemschikcursussen op een degelijke wijze onder te brengen. Het
bloemschikken is uitgegroeid tot de drukst bezette activiteit
van onze vereniging. Het is trouwens de enigste aangelegenheid
in onze vereniging, in tegenstelling tot het bestuur, waar de
dames de volslagen meerderheid uitmaken.
Het is niet altijd nodig om voor het bloemschikken naar een bloemenwinkel
te hollen om daar alle attributen voor ons bloemstuk bij elkaar
te scharrellen. Onze tuin vormt een haast onuitputtelijke bron
van materialen om mooie tijdsgebonden bloemstukken te maken. In
de reeks bloemschikken in het tijdschrift "De Volkstuin"
maakt onze bloemschikker steeds gebruik van een aantal planten
en bloemen die hij uit zijn bescheiden stadstuintje plukt.
Het bloemschikken is een kunst die het verlengde vormt van het
hele tuingebeuren. De bloemen en planten die in onze tuin verschijnen,
krijgen vaak een tweede dimensie in een beeldig bloemstuk dat
onze huiskamer opsiert. De tuin is voor de bloemschik(k)(st)ers
een onuitputtelijke bron van inspiratie. In de tuin ziet men bloemen
en planten op een natuurlijke wijze tot een esthetisch geheel
evolueren. Het kopiëren, evalueren, abstraheren en dit alles
op een kunstige wijze verwerken is de beste mannier om tot een
mooi bloemstuk te komen.
Om deze theorie in praktijk om te zetten nodigde de Volkstuinen
Sint-Truiden de radio en TV-tuinman en tevens voorzitter van de
Volkstuinen Limburg Jean Claes uit om in het CC van Sint-Truiden
over bloemen en planten voor het bloemschikken in de tuin te praten.
In zijn referaat liet deze "éminence grise" van
de tuin een aantal planten en bloemen die regelmatig in bloemstukken
zitten en in de tuin een beeldig plaatsje vinden de revue passeren.
2. Eénjarigen
Heel wat éénjarigen komen in aanmerking om in een
bloemstuk verwerkt te worden. Het probleem is echter dat als wij
niet deskundig te werk gaan wij de opkomende plantjes niet gaan
herkennen van het ontkruid dat zich gelijktijdig gaat ontwikkelen.
Vandaar dat wij de plantjes netjes in gleufjes gaan zaaien en
tussen de rijtjes voldoende plaats houden zodat wij de tussenruimten
kunnen bewerken.
We maken de gleufjes goed diep en daarin doen wij onkruidvrije
potgrond zodat de opkomst van het onkruid tussen de plantjes tot
het minimum beperkt wordt. We dekken zaaigleuven eveneens met
potgrond af.
We zaaien ook niet te dik op mekaar. Dunnen is een moeilijke
karwei en het gaat altijd ten koste van de ontwikkeling van de
plantjes.
Het verplanten van sommige éénjarigen is zeer gevaarlijk
want heel wat planten gaan dan in stress en blijven een hele tijd
treuren.
2.1. Delphinium
Bij de meeste snijbloemen gaat men bij de bloei de bloem wegsnijden.
Bij deze plant kan men de plant echter het best uittrekken, de
wortels afsnijden en dan in een vaas zetten of in een bloemstuk
verwerken.
De bloeitijd van de meeste éénjarigen is erg kort.
Daarom zaait men best met een week tussenpauze. Hierdoor krijgt
men een spreiding in de bloei. Natuurlijk houdt men rekening met
de plaats. Men moet ruimte voorzien om te kunnen bijzaaien.
Bij vaste planten of doorbloeiende planten heeft men dit probleem
niet omdat er daar steeds nieuwe bloemen bijkomen op de zijtakken.
Indien men te laat delphinium gaat zaaien (eind juli) dan gaat
de witziekte toeslaan. Hier moet men dan besproeien met een sproeimiddel
tegen witziekte. Het is belangrijk dat men regelmatig spuit en
eens een ander middel gebruikt.
Bij de kweek van éénjarigen mag men niet te veel
mest gebruiken omdat de planten te veel in de groei gaan schieten.
Hierdoor krijgen wij ijle struiken die niet stevig op hun poten
staan en makkelijk gaan afknappen en afbreken.
2.2. Nigella of juffertje-in-het-groen
Dit is een éénjarige die zeker niet in de tuin
van een bloemschik(st)(k)er mag ontbreken. Deze kunnen wij ter
plaatse zaaien want het verdraagt het verplanten niet. Het is
geschikt om zowel vers of als droogbloem gebruikt te worden.
2.3. Zinia
De zinia is een gerbera-achtige bloem. We zaaien ze het best
ter plaatse want de voorgetrokken planten hebben een voorsprong
van ongeveer twee weken. Dus om veel moeilijkheden te vermijden
is het best om deze plantjes ter plaatse te zaaien.
2.4. Asters
Deze plantjes doen het ook uitstekend in de tuin doch zijn onderhevig
aan wortelrot. We zetten dus nooit asters jaar na jaar op dezelfde
plek. Indien wij hiertoe verplicht zijn kunnen wij de grond met
een grondontsmettingsmiddel bewerken alvorens te planten of te
zaaien. Ook de aster is een bloem die zich tot droging leent.
2.5. Amaranthus of kattenstaart
Hierin hebben rode en groene staarten als bloemen. Er zijn rechtopstaande
en afhangende staarten. Deze bloemen lenen zich uitstekend voor
het maken van zowel horizontaal als verticaal opgebouwde bloemstukken.
De kweek loopt van een leien dakje want de plant zaait zichzelf
uit zodat het in een niet goed onderhouden tuin kan uitgroeien
tot een plaag. Na een tijdje gaan de vanzelf gezaaide kattenstaarten
verkommeren en verwilderen. Wil men extra grote en lange staarten
kweken dan zet men de planten een flink stuk uit elkaar en geeft
men de plant regelmatig voeding. Meterslange kattenstaarten vallen
u dan ten deel!
2.6. Gypsophila elegans
De éénjarige gypsophilla zou men best om de veertien
dagen moeten zaaien omdat de bloei zo kort is.
2.7. Mengsels
Voor degene die van afwisseling houdt zijn de zaadpakjes waarin
bloemenzaad zit van diverse éénjarigen met éénzelfde
tint een uitstekend en kostensparend alternatief. Belangrijk is
dat men de planten niet te dicht op mekaar zaait zodat de planten
goed kunnen uitgroeien en het onderhoud doenbaar blijft.
2.8. Siergrassen
Siergrassen zijn heel gemakkelijk om te kweken. Wel moet men
hier oppassen voor verwildering.
3. Tweejarigen
3.1. Dianthus of duizendschoon
Dit is een uitstekende snijbloem omdat zij ontluikt op een moment
dat de voorjaarsbloeiers het loodje hebben gelegd. Deze bloem
overbrugt de tijd van half mei tot eind juni. Wij planten ze best
op een beschutte plaats zodat ze vroeger gaat bloeien. De variëteit
"lentebloeier" gaat wel veertien dagen vlugger in bloei
dan zijn soortgenoten.
We zaaien ze best in juni en hebben dan goed ontwikkelde planten
om de winter in te gaan.
De duizendschoon is een stevige bloem die zich laat drogen. Aan
de stengel zit veel groen zodat in een boeket met duizendschoon
niet veel bijkomstig groen moet aangebracht worden.
3.2. Lunaria of Judaspenning
Deze plant is wel vlug uitgebloeid maar het zijn de penningvormige
zaaddozen die deze plant voor het bloemschikken zo aantrekkelijk
maken. Het grootste nadeel zit in zijn haast onuitroeibare voortplantingsdrang
maar met wat wieden krijgt men er wel paal en perk aan.
In een grote tuin is een groot perceel Judaspenning soms een
hele verademing na de bloemen weelde van de voorjaarsbolgewassen
4. Bol- en knolgewassen
Wil men het jaar rond snijbloemen dan heeft men zeker bol en
knolgewassen nodig in de tuin. Voor meer informatie over dit onderwerp
neemt best "Baas in eigen tuin" nr 64 ter hand.
5. Vaste planten
Onder vaste planten rekenen wij de planten die de winter boven-
of ondergronds doorkomen en in de lente weer de kop opsteken om
te groeien en te bloeien.
Bij deze planten hebben wij een rijke keuze. Wij kunnen deze
planten in onze vaste border onderbrengen maar omdat wij aan deze
planten voortdurend zitten te knippen is het om esthetische reden
beter dat wij een hoekje in onze tuin voorbehouden om snijbloemen
voor onze bloemstukken te kweken.
5.1. Delphinium of ridderspoor
Dit is een bloem om in zeer grote bloemstukken te verwerken.
Een delphinium kunnen wij uit zaad kweken. Een zaadmengsel kopen
leidt meestal tot de meest diverse variëteiten. Wij kopen
beter één bepaalde variëteit waarvan wij precies
weten wat voor bloemen de plant gaat geven. Voor ons, bescheiden
mensen, is een kleinblijvende soort vaak de beste.
Om volledig zeker te zijn van ons materiaal is het best om de
planten in een goed tuinderbedrijf te kopen en deze in het najaar
te planten zodat wij het jaar daarop de juiste plant op de juiste
plaats hebben staan.
Een delphinium houdt het ongeveer drie jaar op dezelfde plaats
uit. De grond mag niet te zwaar en niet te vochtig zijn. Na die
drie jaar is het best dat men met nieuwe planten vertrekt.
Vernieuwen kan ook met het scheuren en verplanten van de struiken.
Zoals bij de delphinium moeten wij bij alle vaste planten zowel
in de snijtuin als in de vaste border zeer zuinig zijn met de
bemesting. Eigenlijk mogen wij het mesten eens overslaan. Mest
aan vaste planten maakt de planten gevoelig voor overgroei met
de dood tot gevolg.
De laatste tijd zijn er een hele reeks nieuwe variëteiten
van riddersporen in diverse kleuren gaande van geel, roze naar
rood aangetreden. Deze planten bieden weer meer mogelijkheden
aan de bloemschik(st)(k)ers.
De vorm van het blad van de delphinium vormt een aantrekkelijk
element bij de verwerking van deze plant in een bloemstuk.
5.2. Gypsophila paniculata
Hierin zijn zowel compacte als losgroeiende variëteiten
die elk op hun beurt voor de bloemsierkunst dienstig zijn. De
juiste plant te pakken te krijgen is niet steeds eenvoudig. Men
zou ergens een plant in vertrouwen kunnen kopen. Gypsophila zaaien
is altijd zeer riskant omdat wij nooit weten wat er tevoorschijn
gaat komen.
Wij kunnen gypsophila niet scheuren. Het is één
stam waarop de zijtakken groeien. Stekken gaat ook heel moeilijk
zodat men met weefselkweek de planten gaat vermenigvuldigen.
Gysophyla moet ver van mekaar staan op een droge plaats. Hij
vraagt wat voedsel en de afgesneden bloemen zijn uitermate dankbaar
voor water met wat suiker in.
5.3. Liatris
Dit is een aparte plant met roze, paarse en witte bloemen. De
liatris is zelf te zaaien. De plant geeft kleine bolletjes die
men kan drogen en na de winter weer kan planten.
De bolletjes gaan na een paar jaar achteruit zodat men zijn bestand
aan liatris beter om de paar jaar gaat vernieuwen.
De witte variëteiten zijn gevoelig voor wortelrot. De liatris
is ook onderhevig aan grondmoeheid zodat men de nieuwe planten
beter op een ander stukje grond zet. Teeltafwisseling is tevens
bij de meeste van de hier opgesomde planten aan te raden.
De bloem van de liatris bloeit van boven naar onder.
5.4. Hosta
Er zijn een groot aantal hosta’s die zowel in grootte als
in bladtekening danig van mekaar verschillen. Vooral de bontbladige
variëteiten met blinkende bladeren komen voor het bloemschikken
in aanmerking. Een hosta houdt van een vochtige voedsel- en compostrijke
grond waarin weinig kalk zit.
Het blad van een hosta kan in zeer jonge toestand reeds in de
bloemstukken verwerkt worden.
Na het uitschieten na de winter maakt de plant geen nieuw blad
meer zodat hetgeen wij van de plant wegsnijden niet meer bijkomt.
Wij planten dus voldoende planten zodat wij de planten niet totaal
kaal moeten plukken.
Na een 5 tal jaren groeit de hosta uit tot een nogal rommelige
struik zodat wij hem dan moeten gaan scheuren. Wij halen de plant
uit de grond en nemen de jonge scheuten weg om ze ergens anders
te planten. Deze actie kan zowel in het voor- als in het najaar
doorgaan.
De groenbladige hosta kan men uit zaad vermeerderen, de bontbladigen
zijn kruisingen en daardoor zijn hun zaden niet soortecht. De
oudste soorten zijn meestal de sterkste.
Een hosta is in bloemstukken uitermate geschikt als opvulling
van grotere delen.
5.5. Herfstaster of septemberkruid
Herfstasters zijn vaste planten die de laatste tijd in diverse
kleuren in de gespecialiseerde kwekerijen te verkrijgen zijn.
Door hun stijgende populariteit breidt ook het assortiment gestadig
uit. Naast het alom gekend "witbloemig" met geel hart
getooid septemberkruid zijn er nu blauw-gele en purper-gele variëteiten
in overvloed. Eén groot nadeel van de herfstaster is naargelang
de variëteit, hun gevoeligheid voor witziekte.
5.6. Phlox
Deze zeer gekende en misschien ten onrechte uit de mode geraakte
borderplant is met zijn vele variëteiten zeer geschikt om
in bloemstukken verwerkt te worden. Vooral de soorten met de kleinere
bloemtrossen zijn voor het bloemschikken geschikt. Bij de grotere
soorten is het aangeraden om de bloemtrossen te verkleinen om
het evenwicht in het bloemstuk niet te verstoren. Ook hier treedt
de witziekte regelmatig op. Het is dus raadzaam om telkens men
met een product tegen de witziekte (op rozen of andere heesters)
gaat spuiten ook deze planten even onder handen te nemen.
Kort na de winter gaan wij deze planten om de drie jaar verplanten
of scheuren omdat het hart van de plant gaat verouderen zodat
de bloemen kleiner worden. Als de scheuten niet te lang zijn uitgegroeid
gaan de gescheurde planten evengoed bloeien als de ouderen.
Indien men een hele reeks planten wil kweken kan men de kopstekken
stekken. Hiervoor snijden we de kopstekken af met een scherp mes,
laten de wonde wat opdrogen, doen er wat stekpoeder aan en plaatsen
we de stekken in een pot met stekgrond onder een plastiek. Het
eerste jaar vormen zich dan kleine planten die het jaar daarop
als volwaardige struiken onze tuin zullen sieren.
5.7. Lupinus of lupine
Dit is een uitstekende borderplanten om de bloemenarme tijd -
rond het midden van mei - in de tuin te overbruggen. Als snijbloem
is de lupine echter van weinig betekenis. Ze laat te vlug haar
bloemen vallen als men ze afsnijdt. Vroeger werd deze plant gebruikt
om te strooien tijdens de jaarlijkse processie maar ook deze devote
gewoonte is reeds ettelijke jaren van de aardbol verdwenen.
5.8. Herfstbloeiende chrysanten
Deze kleinbloemige variëteiten van de vertrouwde Allerheiligenchrysant
wordt veel te weinig gekweekt. Deze kunnen zeer goed in potten
gekweekt worden zodat men de bloeitijd gevoelig kan verlengen.
Indien de planten tegen de vorst nog niet bloeien kan men ze op
een beschutte plaats zetten en daar tot bloei laten komen.
Deze planten zijn zeer gemakkelijk te stekken. Wanneer men begin
mei stekken neemt, ze begin juni oppot en ze begin juli topt heeft
men in oktober-november bloemen. Om te stekken moeten wij erop
letten dat er nog een paar blaadjes aan het stekje zitten want
een bladloze stek wortelt moeilijk. Stekpoeder is voor een chrysant
niet nodig. Een chrysant stekt het best in een aarden pot. Voor
elke stek is het belangrijk dat men de natte grond tegen de snijwonde
drukt. Een plastik zak over de pot trekken is geen overbodige
luxe.
Het stekken in zwarte plastieken potten is gevaarlijk omdat de
junizon deze potten zo kan opwarmen dat onze stekken gekookt worden.
Na een achttal dagen hebben de stekken reeds voldoende wortels
om verpot te worden. Daarna geven wij wat meststoffen. Eens in
de was halen wij de top uit de plant. Dan geeft de plant 5-6 scheuten.
De meeste mensen laten de stekken te lang in het kleine potje
staan zodat door gebrek aan voeding en voldoende verse grond de
groei uit de plant verdwijnt.
De flink bewortelde stekken zet men in een "chrysantenpot".
Dit zijn aarden potten met een immens groot gat in de bodem. Deze
potten kan men dan eind juli in de volle grond plaatsen. Deze
potten moeten niet te diep staan. Indien ze te diep zitten hebben
de wortels niet genoeg lucht en wortelen ze niet door. Door ze
een vijftal cm in de grond te zetten wordt de kans van het omwaaien
van de potten verkleind.
Aan te hoog opgeschoten chrysanten zetten wij een steun en wij
controleren de planten regelmatig op de aanwezigheid van bladluizen
die wij dan met de gepaste middelen gaan bestrijden. Afleggen
kan ook.
Een chrysant zet men best zo vlug mogelijk buiten om te lange
"nekken" te vermijden.
Deze chrysanten lenen zich uitstekend voor het bloemschikken
en met een mum van inspanning kan men ze overwinteren om het volgend
jaar weer in bloei te trekken.
Er zijn heel wat variëteiten die afhankelijk van de soort
bloeien van augustus tot oktober.
5.9. Solidago en solidaster
Dit is een zeer woekerende plant. Hierin heeft men hoge en lage
soorten. Deze planten zijn haast niet weg te denken in een bloemstuk.
Het is immers onmogelijk om een boeket samen te stellen uit alleen
maar enkel stelige bloemen zoals rozen of anjers. Een goed gevuld
bloemstuk moet ondersteund worden door vertaktbloemige snijbloemen.
Daarvoor combineren wij anjers met troschrysanten, solidago, gypsophilla.
Deze bloemen zorgen ervoor dat de ander solitaire bloemen op hun
plaats blijven in het boeket.
De solidaster is een kruisingsproduct tussen een solidago en
een aster.
5.10. Hypericum of hertshooi
Deze planten zij uiterst geliefd bij het bloemenschikken omwille
van hun bessen. Hierin zijn er heel veel variëteiten met
ronde bessen of bessen die uitlopen op een punt. Het zijn vaste
planten met een ietwat houtige structuur.
5.11. Veronica- of ereprijssoorten
Dit is een bekende plant voor de border en voor de rotstuin.
Het is een struikachtige plant met een wintergroen blad. Ze houdt
van een vruchtbare, goed gedraineerde grond. Vermeerderen gebeurt
meestal door deling.
5.12. Doronicum of voorjaarszonnebloem
Deze bloemen gaan vaak verkeerdelijk als gele margrieten door
het leven. De afgesneden bloemen gaan snel krullen. Daarom laten
we ze na het snijden eerst 24 uur lang vocht opzuigen alvorens
wij ze in een bloemstuk gaan verwerken.
De hoge bloemen vragen vaak een steun tegen het omwaaien. Ze
vragen een voedzame grond en de vermeerdering gebeurt door scheuren
na de bloei.
5.13. Digitalis of vingerhoedskruid
Dit tweejarig kruid kan heel wat schaduw verdragen. Het groeit
in elke normale tuingrond. Het is van nature een bosplant en houdt
van een kalkrijke grond. Het vingerhoedskruid zaait zich verschrikkelijk
gemakkelijk uit en om overbevolking in de tuin te voorkomen is
het best om de bloemen voordat ze in zaad gaan weg te nemen.
5.14. Pioenen
De pioenroos is de laatste tijd weer in. Ieder rechtgeaarde tuinder
heeft deze vooroorlogse bloem weer ontdekt en de plantenverkopers
doen hun uiterste best om ons deze oude "tuchel" als
nieuwigheid te verkopen. Natuurlijk kon de bloemschikkerij deze
modegril niet aan haar laten voorbij gaan en hier en daar duiken
deze imposante bloemen in de bloemstukken op.
Een nadeel van deze bloemen is hun geringe bloeiduur en het bruin
worden van blad en bloem. Ze stellen veel eisen aan de standplaats,
grond en bemesting. Vooral natte voeten heeft deze plant niet
graag. Om de groeiwijze het best in de hand te houden kan men
deze planten in een pot kweken. Dit is echter werk voor gevorderden.
5.15. Alchemilla of vrouwenmantel
Dit is een zeer gemakkelijk telende en zelfs woekerende plant.
Zowel de bladeren als de bloemen komen voor het bloemschikken
in aanmerking. De plant bloeit 6 weken aan een stuk met vertakte
bloeistengels. De aparte geel-groene kleur laat zich uitstekend
combineren met andere bloemen. We planten het best de variëteit
A. mollis want de rotsplant is voor het bloemschikken niet dienstig.
De bladeren van deze plant gebruikt men best als ze wat doorgroeid
zijn. Indien men ze te vroeg afsnijdt gaan ze snel verwelken.
Indien men de bloemen na de bloei uitsnijdt, krijgt men in de
herfst een geringe herbloei.
Men kan de alchemilla na de bloei volledig wegsnoeien. Hierdoor
krijgt men in de herfst een massa aan jong groen dat bij de eerste
vorst volledig bevriest hetgeen de planten geen goed doet en erg
uitgedund de winter uit laat komen.
5.16. Tritoma of vuurpijl
Deze plant stond voor kort in alle boeken als kniphofia geboektstaafd.
Ze is een beetje vorstgevoelig en bestaat in een aantal variëteiten.
Door haar aparte bloeiwijze is ze erg geschikt voor de bloemschikkunst.
We laten de bladeren zo lang mogelijk aan de plant zitten als
bescherming tegen de vorst.
5.17. Helleboris of kerstroos
We hebben hierin de vroegbloeiende niger soorten en de later
bloeiende foetus soorten. De niger geeft na de winter groene bloemen.
De bloemen houden het niet lang uit in de bloemstukken. Ook kan
men niestneigingen krijgen van deze planten, wat deze plant de
Nederlandse benaming nieskruid heeft gegeven.
6. Opgelet
Enkele planten zoals de Hemerocallis of daglelie geven bloemen
die niet geschikt zijn voor het bloemschikken omdat deze bloemen
maar één dag blijven.
Het is belangrijk dat wij de snijbloemen goed prepareren alvorens
wij ze in de bloemstukken gaan verwerken. Daarvoor gaan wij vershoudende
producten in het water doen.
7. Meer voorbeelden
7.1. Eén- en tweejarigen
Natuurlijk zijn er éénjarigen en tweejarigen die
bij het bloemschikken in aanmerking komen. Ik som hiervan een
aantal op: Ageratum houstonianum of fluweelbloem, Antirrhinum
majus of leuwenbek, Calendula vulgaris of stuikheide, Campanula
medium of klokjesbloem, Centaurea cyanus of korenbloem, Cosmos
bipinnatus of cosmea, Dahlia cultivars, Delphinium grandiflora
of ridderspoor, Dianthus caryophyllus of anjelier, Gypsophila
of gipskruid, Hilianthus annuus of zonnebloem, Matthiola incana
of violier, Nigella of damascena of juffertje-in-‘t-groen,
Penstemon of slangenkop, Reseda ordorata of wouw en de Scabiosa
of duifkruid.
7.2. Vaste planten
Vaste planten die voor het bloemschikken in aanmerking komen
en ook in de tuin een beeldig plaatsje vinden zijn de volgende:
Achillea, Aconitum of monnikkap, Agapantus of Afrikaanse lelie,
Asparagus densiflorus of sierasperge, Astilbe, Echinops of kogeldistel,
Erigeron of fijnstraal, Eryngium alpinum of kruisdistel, Limonium
of zeelavendel, Papaver nudicaule of IJslandse papaver en de Viola
cornuta-groep of viooltje.
7.3. Bol- en knolgewassen
Ook zijn er een aantal bolletjes en knolletjes die wij in de
tuin kunnen zetten en waarvan de bloemen in een bloemstuk niet
onaardig staan. Het zijn: Alium aflatunense en A. schoenoprsum
respectievelijk sierui en look, Anamone coronaria of anamone de
Caen, Dhalia, Iris foetidissima en I. sibirica respectievelijk
de stinkende lis en iris, Lilium tigrinum, L. longiflorum, L.
speciosum en L. regale respectievelijk de lelies en koningslelie,
Muscari armeniacum of blauwe druifje, Narcssus pseudonarussus
en N. cultivars of narcis, Ornithogalum arabicum of zuidenwindlelie,
Ranuculus asiaticus of ranonkel - boterbloem - speenkruid, Tulipa-cultivars
of tulpen.
|