Kalkminnende planten
Beginnende, onbezonnen en met het heilig vuur vervulde tuinders
hebben het allemaal aan de lijve ondervonden: niet alle planten
willen in ons tuintje groeien en bloeien. Iedere lente slepen
deze niets vermoedende plantenliefhebbers tientallen mooi bloeiende
azalea’s en rododendrons uit de diverse plantenzaken om
deze duur betaalde kleinoden met de nodige zorg, vlijt en kundigheid
aan de kalkrijke aarde van hun pas aangelegd tuintje toe te vertrouwen.
Helaas na een paar maanden zien zij hun pas verworven oogappeltjes
langzaam verschrompelen tot ziekelijke, verkreukte en geelwordende
zielenpoten die klaar zijn voor een enkele reis composthoop. Hetzelfde
scenario speelt zich af in de tuinen met zure, zandachtige gronden
van onze broeders tuinliefhebbers in het hoge noorden van de provincie.
Een serieuze, uit de kluiten gewassen seringenstruik zal men daar
niet veel tegenkomen.
De oorzaak van het slecht functioneren van planten op bepaalde
gronden ligt in de aard van de plant. Sommige planten houden van
een zure grond terwijl anderen een meer kalkachtige of alkalische
bodem verkiezen. Daarom maken wij een onderscheid tussen zuur-
of kalkminnende planten.
Natuurlijk trekt het gros van de planten zich geen donder aan
van de PH van de grond waarin ze geplant worden indien deze geen
te extreme waarde aanneemt, maar voor de planten die gevoelig
zijn aan de zuurgraad van de grond is het aangeraden om hiermee
terdege rekening te houden.
Omdat er in de ondergrond van de streek rond Sint-Truiden en
heel Zuid-Limburg trouwens, erg veel kalk aanwezig is vonden wij
het nuttig om eens een vergadering te beleggen over kalkminnende
planten. Om ons over zo’n moeilijk onderwerp te onderhouden
haalden wij de tuinman bij uitstek, TV ster en voorzitter van
de Volkstuin Limburg, Jean Claes naar het CC van Sint-Truiden.
1. Inleiding
In elke discipline zijn er onderwerpen die wel in elk standaardwerk
worden behandeld maar waarover weinig informatie wordt gegeven.
De schaarse gegevens blijken dan in veel gevallen dan ook twijfelachtig
of onjuist. Alles wijst erop dat er geen degelijke studie is gedaan
over dit onderwerp en dat veel van de schrijvers van tuinboeken
dikwijls over zaken waar men niet in beslagen is, de foutieve
informatie, van een collega auteur overnemen.
Het is trouwens erg moeilijk om over de bodemgesteldheid en de
plantenkeuze een éénduidige regel op te stellen.
Planten kunnen zich soms wonderwel aan bepaalde ongunstige omstandigheden
aanpassen. De bodemsamenstelling kan binnen de grenzen van een
bepaald perceel wezenlijk verschillen zodat een bepaalde plant
het op één plaats in de tuin goed doet en op een
andere plaats niet wil groeien.
De bedoeling van deze vergadering is dan ook om een overzicht
te geven van de planten die het op kalkgronden echt niet goed
doen en een aantal planten op te sommen die het uitstekend doen
op een dergelijke bodem.
2. Planten die geen kalkgrond willen
De belangrijkste groep van planten die zeker geen kalkgrond verkiezen
zijn de heideachtigen.
Dit zijn de typische planten voor de Kempen en zure gronden met
een ph van 4,5 tot 5,5. In sommige schriften beweert men dat de
Ierse heide wel wat kalk kan verdragen maar enige twijfel is in
dit opzicht wel geboden.
De Azalea is eveneens een plant die niet op kalkgrond groeit.
Men kan hier wel iets aan doen door karrenvrachten turf in de
plantgaten te storten maar dit alles vormt geen garantie op een
lange levensduur.
Voor de rododendron geldt hetzelfde maar er is de laatste jaren
een onderstam ontwikkeld die wel op een kalkgrond kan gedijen.
Het is echter raadzaam om met de nodige achterdocht naar dit fenomeen
uit te kijken.
De Skiminia en Pieris ronden het lijstje van de zure grondminnende
planten af.
Alvorens wij overgaan naar de kalkminnende planten mag men stellen
dat het overgroot gedeelte van planten het best stelt met een
bodem die niet te zuur of niet te kalkachtige is. Met de toevoeging
van bepaalde ingrediënten zoals turf of bladgrond bij kalkbodems
en zeewierkalk bij zure bodem kan men de zuurgraad van de bodem
zo beïnvloeden dat de plant zich goed voelt.
Vandaar dat men in een tuin in de Kempen heel wat planten tegenkomt
die men eveneens in Haspengouw plant.
3. Kalkminnende planten
Om te weten wat echt kalkminnende planten zijn moeten wij gaan
kijken welke planten het goed doen op echte kalkbodems. Een uitgesproken
kalkbodem vinden wij in de Voerstreek maar ook de bodems ten zuiden
van de as Sint-Truiden - Tongeren bevatten heel wat kalk (Droog-Haspengouw).
3.1. De maretak
Een teken dat wij op een van nature kalkachtige bodem zitten
is de verschijning van de maretak in de bomen. Vooral populieren
zijn voor deze parasieten erg in trek. Een populier groeit wel
op elke soort bodem maar als er maretakken in de kruinen verschijnen
is dit een teken dat er in de ondergrond kalk zit.
Wie over een sierappelboom of meidoorn in de tuin beschikt en
er is voldoende kalk in de bodem aanwezig kan zich onledig houden
met de kweek van maretakken. De kweek is even gemakkelijk als
pap eten. In de winter (janauri-februari) kleeft men de zaden
van de vruchten aan een tak en na twee jaar en heel veel geluk
groeit er een maretak aan de boom.
De maretak heeft een paar jaar nodig om zich te ontwikkelen.
In het eerste jaar gaan de zaden ontkiemen en ziet men niets aan
het uiterlijk. In de schors ontwikkelt zich echter de plant en
aan het einde van het eerste jaar ziet men reeds ogen verschijnen.
Na het tweede jaar lopen deze uit en vormen de jongen twijgen.
Sommige kwekers die maretakken kweken zweren bij wilgenhout.
Dit hout is veel zachter en men brengt de zaden dan best onderaan
de tak aan. Zo blijven ze langer vochtig.
Bij het zaaien van een maretak moet men wel rekening mee houden
dat men de tak waar men op zaait het volgend jaar per abuis niet
gaat wegsnoeien. Daarom vertrouwen we de zaden van de maretak
steeds aan gesteltakken toe.
Natuurlijk doen wij dit experiment niet op een boom waarvan wij
jaarlijks een massa goede vruchten willen kweken, want een maretak
is een parasiet die heel wat sappen en voedingsstoffen voor eigen
consumptie van de boom afsnoept. Ook kleven wij de zaden niet
op de stam van de boom omdat het hout dat zich achter de maretak
vormt erg mager is.
3.2. Bomen
3.2.1. De Acer of esdoorn
Ondanks dat vele boeken vermelden dat de Acer of esdoorn een
boom is die een licht-zure grond verkiest, gaat hij juist op kalkrijke
gronden weelderig groeien en bloeien. Een Acer heeft een mooie
groeiwijze. Opdat de bladeren zoveel mogelijk zon zouden vangen,
hebben de onderliggende bladeren een langere steel. Een esdoorn
snoeit men best voor de winter want anders gaat hij teveel sap
verliezen.
De struikvormige Acers (b.v. de A. Palmatum) verkiest een lichte
en zure grond. Het blijft echter een raadsel waarom deze prachtige
struiken het op bepaalde plaatsen erg goed doen en het op andere
plaatsen snel voor bekeken houden.
3.2.2. De es of Fraximus
De es groeide vroeger in de hagen en de recht opgroeiende takken
werden vroeger gebruikt voor stelen van spades en borstels. Het
is een boom die vrij is van alle mogelijk ongedierte en ziekten.
3.2.3. De zomereik of Quercus
Dit zijn uitstekende bomen voor in een tuin. Indien ze te groot
worden kan men ze gemakkelijk knotten. De laatste jaren biedt
men soorten aan die relatief klein blijven.
3.2.4. De Olm, Iep of Ulmus
Ondanks het feit dat de olmenziekte het bestand van de olmen
of iepen in onze streken tot een minimum heeft herleid, is dit
een zeer mooie boom die het uitstekend op kalkgronden doet.
Er bestaan verschillende soorten waaronder de beeldmooie treuriep.
De goudiep, die de laatste tijd veel wordt aangeplant, is wat
resistenter tegen de olmenziekte.
Indien een olm door de olmenziekte afsterft kan hij terug uitschieten
en heeft men na enkele jaren weer een nieuwe boom.
3.2.5. De tamme kastanje of Castanea
In tegenstelling tot de paardekastanje groeit de tamme kastanje
traag en wordt niet zo groot. Daarenboven brengt deze boom na
enkele jaren lekkere vruchten voort. De bladeren verkleuren geel
in de herfst.
3.2.6. De haagbeuk of Carpinus
De haagbeuk komt men overal tegen maar hij groeit uitstekend
op kalkgrond. In een haag doet hij het goed maar er zijn ook zuilvormen
(C. Betulus) die men dan solitair of in kleine groepjes kan aanplanten.
Haagbeuk is een van de beste haagplanten te verkiezen boven de
beuk omdat deze laatste erg gevoelig is voor de wolluis. Men kan
de haagbeuk gemakkelijk snoeien en knotten.
Een haagbeuk ent men eind augustus met een spleetent waaraan
een blaadje zit. Om uitdroging te voorkomen, bedekt men het met
een plastiek zeil. In de herfst is het entje vergroeid en vallen
de bladeren af.
3.2.7. De okkernotenboom of Junglans
Iedereen kent de okkernotenboom. Zijn mooie bladeren en lekkere
vruchten maken hem tot een ware aanwinst voor de tuin. Het snoeien
van een notelaar gebeurt het best als de bladeren aan het verkleuren
zijn. Indien men in het voorjaar toch persé een tak wil
wegnemen dan wacht men het best tot alle bladeren op de boom staan
(eind juni). Een notelaar bloedt overvloedig als de sapstroom
op kruissnelheid komt. Vandaar dat men hem het best snoeit als
deze afneemt.
Hetzelfde scenario volgen wij eveneens bij de snoei van de buxus,
esdoorn en berk.
3.2.8. De hazelaar of Corylus
Een hazelaar komt men wel overal tegen maar is een uitgesproken
struik voor kalkgronden. Er zijn hazelaars met diverse soorten
van vruchten en de hazelaar met het purperen blad vormt een aangename
afwisseling in de groene beplanting.
3.2.9. De Taxus
De taxus is een bijzonder dankbare plant. Men kan hem in alle
mogelijke vormen snoeien. Hij doet het uitstekend als haag maar
ook als solitair is hij niet te versmaden. Een eenzame taxus groeit
uit tot een huizenhoge boom waaronder men lommer en verpozing
kan vinden.
Het is een bijzonder gezonde plant waarin zich zelden ongedierte
komt nestelen. Wordt een taxus te hoog of te breed dan snoeit
men hem af tot tegen de stam en na een paar jaar staat de plant
er weer even groen bij als voorheen.
Men vindt taxussen van weids uit elkaar groeiende exemplaren
tot zuilvormen. Het grootste voordeel ligt in het feit dat de
taxus steeds groen blijft, hetgeen van de voorgaande bomen niet
kan gezegd worden.
Het enige negatieve dat men aan een taxus heeft is de giftigheid
van het blad. Daar wij ervan uitgaan dat wij niet aan onze hagen
gaan knabbelen is dit euvel ook van de baan. Het vruchtvlees van
de bes is niet giftig.
3.2.10. De mispel of Mespilus
Deze in onmin geraakte plant kweekt men vaak op een onderstam
van meidoorn. De boeren planten deze bomen dan ook in hun meidoornhagen.
De vruchten zijn pas te eten als ze bijna rot zijn. Veel vruchtvlees
zit er niet aan daar in de vrucht nog een grote pit schuilt. Ze
geven in de lente prachtige witte bloemen.
3.2.11. De meidoorn of Crataegus
Wij bedoelen hier dan de meidoorn die wij sporadisch nog in haagtoestanden
terugvinden.
3.2.12. De boskriek, zoete en zure kers
Tot voor kort was de kers de trots van Haspengouw. Op kalkgronden
voelt deze boom zich bijzonder goed thuis. Het is misschien een
tip voor iemand die een Japanse kersenboom wil planten deze te
vervangen door een inlandse, zoete kersenboom. Dan heeft men in
de lente niet alleen genot van de mooie bloemen maar in de zomer
oogst men ook nog eens handenvol lekkere kersen.
3.3. Struiken
3.3.1. De liguster of ligustrum Vulgare
Een prachtige plant met mooie bladeren en vruchten. De liguster
groeit echter overal maar op kalkgrond doet hij het net iets beter.
De L. Vulgare is iets minder vorstgevoelig. Hij bloeit zoals de
sering maar geeft ook bessen.
3.3.2. De sering of Seringa
Voor deze bloemen heeft men in ieder gehucht van Limburg een
andere naam. Het is de struik die zich rond Pinksteren met duizenden
geurende bloemkaarsjes tooit. De sering is familie van de liguster.
3.3.3. De sleedoorn of Prunus Spinosa
De sleedoorn is familie van de pruim en geeft kleine blauwachtige
vruchten die ontzettend wrang smaken maar na een nachtje vrieskou
tot een verrukkelijke jam of een zoet fruitwijntje verwerkt worden.
Aan de takken zitten soms verschrikkelijk scherpe doornen.
In de lente bloeit de sleedoorn met ontelbare witte bloemen.
Doordat men deze planten door zaailingen vermeerdert, komt het
wel eens voor dat men struiken ontmoet die geen vruchten dragen.
Deze laat men dan maar links liggen.
3.3.4. De vlier of Sambucus
De gewone vlier heeft zwarte bessen die men tot vlierbessensiroop
kan verwerken. De bergvlier die men in de Ardennen tegenkomt heeft
rode bessen die giftig zijn.
3.3.5. De klimop of Hedera
De bovenste delen van de klimop waaraan de bloemen komen, vertonen
andere, meer ovaalvormige bladeren. Wij kunnen deze scheuten stekken.
Dit gaat echter niet vanzelf maar eens de klus geklaard krijgen
wij een soort van klimopstruikje dat omhoog groeit en bloeit.
Na een paar jaar verschijnen aan de basis rankende takken. De
plant gaat dan terug naar zijn oorspronkelijke roots.
3.3.6. De hulst of Ilex
Hulst groeit overal maar verkiest een losse kalkachtige bodem.
Indien hij in onze streken niet wil groeien is dit te wijten aan
de te vaste grond rond zijn wortels.
Een voordeel van hulst zowel als klimop is dat ze wintergroen
zijn.
3.3.7. De Berberis
Er zijn veel verschillende soorten met verschillend blad en verschillende
bloemen.
De kardinaalshoed of Euonymus
Deze plant en zeker de wilde E. europaeus groeit op alle soorten
van grond maar alleen op kalkgrond draagt hij vruchten.
3.3.8. De Aucuba
De Aucuba groeit uitstekend in de schaduw en heeft geelgevlekte
bladeren en in de late zomer grote rode bessen.
3.3.9. De Buxus
De buxus is ook een giftige plant. Vers afgesneden buxus kan
hongerige dieren fataal worden.
3.4. Vaste planten
3.4.1. De aronskelk
Dit is een typische plant voor de kalkstreek die wij veel in
de bossen in de Voerstreek vinden.
3.4.2. De wilde orchideeën
Deze planten zijn beschermd dus laten wij ze best staan als wij
ze op een wandeling tegenkomen.
3.4.3. De Helleboris of kerstroos
De laatste tijd is de helleboris uitgegroeid tot een must voor
elke tuin. Zowel de H. Niger als het gewone nieskruid (foetidus)
dringt zich op als een plant die in geen tuin van standing mag
ontbreken.
Doordat deze planten in het hartje van de winter bloeien is dit
een welgekomen gast in de tuinen. We planten niet één
enkel plant maar een flink aantal zodat iedereen kan zien dat
wij midden in de winter bloeiende planten hebben.
3.4.4. De pioenen
Ondanks hun korte bloei geven deze planten prachtige bloemen
in een seizoen dat er niet veel bloemen bloeien.
3.4.5. De kamperfoelie of Lonicera
Dit is een bloeiende en geurende klimmer die het uitstekend aan
een pergola doet. Men plant zijn wortels in een losse vochtige,
humusrijke grond in de schaduw en zorgt ervoor dat de bloemende
ranken van de volle zon kunnen genieten.
3.4.6. De maagdenpalm of vinca
Dit kruipende plantje doet het zeer goed op kalkrijke grond en
is uitermate geschikt als grondbedekker.
3.4.7. De hortensia of Hydrangea
Bijzonder de H. Macrophylla doet het meestal zeer goed op een
lichtzure grond. Hier behouden ze eveneens hun roze kleur. Indien
de grond zuurder wordt kleuren de bloemen blauw. Wordt de grond
te alkalisch dan verkleuren de bladeren geel. Indien dit het geval
is, kweken we de hortensia beter in een pot met aangepaste grond.
De snoei van een hortensia stelt soms problemen. Een hortensia
bloeit op het hout van vorig jaar. De bloemknoppen worden in de
herfst gevormd en door de plant af te dekken beschermen wij deze
knoppen voor de strenge vorst. Indien de struik te dicht wordt
snoeien wij wel enkele takken weg.
De bescherming gebeurt door de struik winddicht in te pakken.
Van boven mag deze verpakking open zijn maar bij sneeuwval leggen
wij er best iets over. Kortom, best planten wij een hortensia
in een pot die wij op een koele en beschutte plek laten overwinteren.
De pluimhortensia mag wel voor de winter ingesnoeid worden omdat
deze in hetzelfde jaar nieuwe scheuten, bloemknoppen en bloemen
geven. De H. Annabelle is eveneens een soort die men voor de winter
mag kortwieken. Een korte snoei zorgt voor een flinke groei, dus
veel jong hout en veel bloemen.
Een hortensia verkiest een losse bladgrond. Het is dus aangewezen
om regelmatig wat bladmateriaal rond en onder de plant aan te
brengen.
3.4.8. De roos
Rozen houden van een vruchtbare en kalkrijke grond. Wie meer
hierover wil weten leest nog eens het artikeltje van vorige maand.
3.5. Bolgewassen
De meeste bolgewassen doen het uitstekend op kalkgronden. De
narcissen in de weiden rond Gingelom zij hiervan een voorbeeld.
3.6. Voorbeelden
Tot slot nog een paar planten voor een kalkrijke bodem. De Arbutus,
Arundaria, Budleia, Callicarpa, Ceanothus, Cistus, Coletea, Cornus
mas, Cotoneaster, Deutzia, Eleagnus, Escallonia, Forsythia, Hebe,
Hypericum, Kerria, Kolwitzia, Lavandula, Mahonia, Philadelphus,
Potentilla, Pyrancantha, Rhus, Ribes, Sambucus, Santolina, Tamarix,
Weigelia, Yucca.
|